van die half gedisciplineerde troepen geeft. - No. 3 en 6 zijn opeenstapelingen van ijselijkheden en onwaarschijnlijkheden, overtogen met eene tint van bovennatuurlijkheid en middeleeuwsch bijgeloof, die waarschijnlijk braga zou doen uitroepen: dat is ‘een trantje, dat nu reeds op liquor staat!’
Voor den inhoud echter willen wij den Schr. niet geheel aansprakelijk stellen, daar hij toch zegt de idéën van elders ontleend te hebben. Hij had nu, wel is waar, daarin wat beter smaak kunnen toonen, en zich overigens in dezen kunnen beroepen op beroemde mannen, die even als hij hebben gedaan, maar waarom schept hij niet liever zelf de vormen waaraan hij de moeite der omkleeding ten koste legt? In mijn oog heeft de wilde thijm onzer Hollandsche duinen hooger waarde, dan de krachtigste en kleurigste parasiet, die onder den keerkring op vreemden schors zijn voedsel zoekt. Buitendien zou de Schr. zich met dien nederigen stand niet behoeven tevreden te stellen; zijn stijl toont op verscheidene plaatsen, dat hij met eenige oefening nog wel een statige eik worden kan, in den hof, dien ik onzen Nederlandschen proza-schrijvers zou willen aanwijzen (natuurlijk gelijkvloers, daar de dichters op iederen berg, op iederen heuvel, en zelfs op iederen molshoop aanspraak maken, ten einde elk naar verdiensten geplaatst worde). Maar die proza-vallei zou onder den schepter van van lennep en hildebrand een zoo liefelijk verblijf kunnen worden, dat men daar den zangers hunne verhevenheden niet zou behoeven te benijden. Ik zou er echter geene vrijplaats van willen maken, om die coute que coute te bevolken. Volstrekt niet! Als ik de sleutels van dat paradijs had, zou het nog maar zeer weinig bewoners tellen.
Den Heer g. wil ik nu wel in vertrouwen zeggen, op welke kleinigheden hij dient acht te geven om binnengelaten te worden:
Vooreerst zou zijne taal zuiver moeten zijn van uitdrukkingen, die andere taalvormen herinneren, zoo als, b.v., bl. 4: zijn meisje, dat hij hier wist... eene zinsnede, die men gerust onder de Gallicismen mag rangschikken. Voorts zou hij er zich op moeten toeleggen om zijn stijl gelijkmatiger vol te houden, en niet te midden eener hoogdravende uitboezeming op eens een paar zeer alledaagsche woorden in te lasschen; om daarentegen zijne personen in den gemeenzamen omgang