pachten van land ter bebouwing, het bakken, brouwen en weven voor anderen, het onthouden aan den Graaf van zijne renten en lasten, terwijl aan de stedelijke regering het regt van toezigt op de tijdelijke goederen des hofs, en de bevoegdheid tot het bijwonen der rekening werd toegekend.
Dr. a. de jager geeft: iets over het woord gemanc, volgens hem geen deel- of bijvoegelijk naamwoord, maar een bij woord, de beteekenis hebbende van te zamen, te gader, tevens.
De overige Stukken zijn van de hand van den tweeden Verzamelaar: een tot toelichting van melis stoke's berijmde beschrijving van Jonkheer willem's togt naar Vlaanderen in Maart 1303, vooral tot bepaling van de plaats waar de Zeeuwsche vloot aankwam, binnen den Vloere, eene zandbank aan den mond van het Zwin, en van te Noerda of ten Oerde, waar zij, na de bij Ter Hofstede behaalde overwinning, heen stevende. - Een ander: over de geheime verkondiging der Hervormde leer te Vlissingen, strekt tot aanvulling van het ‘Kort Verhaal der Reformatie in Zeeland in de zestiende eeuw’, door de te waters, die verklaren, dat van de beginsels en den voortgang der Hervorming in de stedelijke Registers van Vlissingen weinig of niets is te vinden, en dat hun van den toestand der Hervormden in Zeeland van 1540 tot 1558 niets bekend is. Wij moeten verklaren, niet, gelijk de Verzamelaar, de overtuiging bekomen te hebben van de overhelling der aangeklaagde vrouw tot de Hervormde leer. Haar opontbod in de zamenkomst der Hervormingsgezinden bewijst alleen, dat dezen hoopten haar tot hunne partij over te halen. Maar dat zij zich hierin bedrogen hadden, volgt uit hare tot verdediging in het smeekschrift (de eenige bron, waaruit wij van haar weten) ingebragte redenen: hare komst in de vergadering onbewust van 't geen daar omging; hare aan den dag gelegde verwondering en misnoegen over 't geen zij hoorde: wat zij aanbood bij eede te bevestigen; hare verwijdering lang vóór dat de zamenkomst scheidde, en de kennisgeving van haar wedervaren zeer kort daarna aan haren Parochiaan, die haar voor onschuldig erkend had. Dat zij den naam des Apothekers, aan wiens huis de vergadering gehouden was, en dien der daar bijeen zijnde personen in haar smeekschrift niet opgaf, was natuurlijk. Van den eersten, die gevat en gestraft of voortvlugtig was, was die opgave
onnoodig,