| |
| |
| |
Korte mededeelingen.
De tweede Aflevering van Vragen en Antwoorden. Brieven over den Bijbel, uitgegeven door cd. busken huet is in 't licht verschenen. Machteld is zeer tevreden met reinout's wegcijfering van al 't geen zij vroeger voor openbaring hield. Nu hinderen haar de wonderen; zij somt ze op; zij vraagt naar licht. Onze lezers zelven mogen beoordeelen, welk licht zij ontvangt. De overheerlijke brief van luther aan zijn hansje en eene preek van brugman bewijzen, dat iets niet geschiedkundig waar kan zijn en toch eene diepe zedelijke en godsdienstige waarheid kan bevatten. Zoo is 't nu ook met de wonderen. Geschiedkundig waar zijn zij niet, maar zij prediken eene zedelijke en godsdienstige waarheid, b.v., de wonderbare spijziging: ‘de Heer heeft door zelf het voorbeeld der mededeelzaamheid te geven en van het zijne af te staan zoover de kleine voorraad reikte, de meer gegoeden onder de schare opgewekt om, ieder van zijnen overvloed, handreiking te doen aan de armen. Door de spijziging der vijf-duizend predikte jezus die echte soort van christelijke hulpvaardigheid, die de kunst verstaat om met uiterst geringe middelen groote dingen tot stand te brengen.’ Helaas, hoe velen zullen er zijn, die reinout gelooven en volgen; 't is zoo gemakkelijk op die wijze den Bijbel toch niet te verwerpen. Zijt ge onpartijdig? En wilt ge de waarheid? Overlegt dan het volgende. Omdat iets geschiedkundig onwaar kan zijn, maar toch eene schoone zedelijke en godsdienstige waarheid prediken: wat bewijst u daarom, dat dit het geval is met de wonder-verhalen der Evangeliën, dan alleen uw weinige lust om ze als
geschiedkundige waarheid aan te nemen? En is dat gebrek van lust grond van bewijs? - Moogt gij reinout gelijk geven voor en aleer hij zijne methode op al de door machteld genoemde wonderen heeft toegepast? Wacht het eerst af; misschien loopt hij er zelf in. - Laat niet zijne opdieping van eene zedelijke of godsdienstige waarheid tallooze andere toe? En wordt niet alzoo uw Bijbel een fantasie-boek voor iedereen? - Vraagt toch, wij bidden het u, wat waarheid en niet wat u het gemakkelijkst is. Ik kom voorwaar verder met onwis te gaan dan door mij in de hoogte te laten werpen, om te beproeven of ik ook vliegen kan.
Wij ontvingen Mededeelingen aan jeugdige vrienden van de Zendingszaak; door j.c. wallmann. Uit het Hoogduitsch. Te Arnhem, bij g.w. van der wiel; een boekske van 72 bl. in post 8vo formaat, à f :-40. - Niet al wat er in staat is zoo ongeloofelijk, als bl. 21, dat ‘vier Bosjesmannen op eens een geheel paard opaten’; zoo dwaas als bl. 51, dat door eenen grooten eik bij Geismar in Hessen ‘de duivel eenen bijzonderen indruk op de arme Heidenen maakte’; zoo onnoozel als op bl. 17, waar wordt opgemerkt, dat in Zuid-Afrika eene rivier de groote rivier heet, ‘omdat hij zeer groot is’; zoo slecht vertaald als bl. 30, waar de kinderen der Chineezen ‘vroom’
| |
| |
worden genoemd (fromm), dewijl daar te lande de kinderlijke eerbied voor ouders bijzonder sterk is; zoo gedachteloos eindelijk Moffrikaansche dwaasheid onverbeterd nageschreven als bl. 8, dat ‘de Hollanders meenen, dat het gansche land (Borneo) hun toebehoort.’ Ware alles van dat allooi, dan zouden wij het boekje onbepaald moeten afkeuren. Veel om het lijf hebben doet het echter niet.
De leden van het Hoofdbestuur der Nederlandsche Gustaaf-Adolf-Vereeniging hebben, onder medewerking van eenige met lof bekende Predikanten, de uitgave begonnen van Tafereelen en Berigten uit de Geschiedenis der Protestantsche Kerk in onze dagen. Te Leyden, bij p. engels. - Jaarlijks zullen vier afleveringen, te zamen à f 1-80, worden in het licht gezonden. De inhoud der eerste Aflevering is wel geschikt om de onderneming aan te bevelen. Zoo verdient, om slechts dit ééne te noemen, ten aanzien van het Buitenland het door Dr. janssen geschrevene over den toestand van het Protestantisme in Hongarije vooral daarom aandacht, dewijl het uit bijzondere, maar geloofwaardige berigten ontleend is, en zal de afbeelding van het onlangs gebouwde Protestantsche kerkje te Erp aan velen aangenaam zijn. - Dit strekke tot voorloopige aankondiging met aanbeveling van deze mededeelingen.
Herinneringen en beschouwingen betreffende den Landbouw en het Tiendregt. Te Amsterdam, bij a. bade 1857. 50 bl. In 8vo. à f :-60. - Is de titel eener nieuw verschenen brochure, welke het reeds duizend maal uitgesproken denkbeeld, in niet zeer heldere, logische orde en stijl wedergeeft, dat de afschaffing der tienden tegen schadeloosstelling voor den landbouw wenschelijk ware. Wie zal het bestrijden? Maar waarom het dan ook nog eens gepredikt? De stelling dat de tiendheffer geen regt zoude hebben is zeer onjuist, het is een regt dat de eigenaar of heeft of heeft verkocht, en dat dus heilig is en te regt wordt uitgeoefend door hen, welke den eersten kooper of begiftigde opvolgen, zonder dat daarom eene onteigening ter algemeene nutte uitgesloten is. De Deensche wetgeving is op dit punt zeer belangrijk. Het naschrift en het bijvoegsel met het weinig ingenieuse plan tot afkoop is even als het voorste gedeelte der brochure slordig van taal, stijl en correctie. Ten bewijze strekke dat ééne bladzijde gevuld is om zinstorende fouten in 50 bladzijden aan te geven. Ook mist men de onderscheiding tusschen domaniale en particuliere tienden. Het oordeel over dit boekske kan dus niet dan ongunstig zijn.
De Drukpers in Nederlandsch-Indië. Te Zalt-Bommel, bij joh. noman en zoon. 8vo 52 bl. à f :-80. - Is een brochure welke de veel besprokene vraag van het reglement op politiek terrein nog eens bespreekt. Het stukje is goed gesteld, doch had na al het gebeurde en over de zaak gesprokene vollediger kunnen zijn. Nieuws bevat het niet. Niet gaarne zouden wij deze vraag tot verveling onzer lezers nogmaals bespreken. De Javasche pers dient wel onder opzigt te staan, en dáár moet
| |
| |
men strenger toezien dan hier; de vraag is slechts naar een geschikten modus quo, en deze was in het Reglement onzes inziens niet vervat. Wie het onderwerp nader wil kennen, bevelen wij de stukken in de Amsterdamsche Courant, in de Gids, en de beraadslagingen in de Kamers na te zien, zij vinden daar de zaak in utramque partem beschouwd. Of de zaak nu ver gevorderd is? Wij weten nu dat de kamer herziening wenschelijk acht. Dat helpt!
Besloten plaatsen, art. 167 der Grondwet, Regtsgeding van den Heer hermanus te voorwerk, R.K. Priester en Kapellaan. Te 'sGravenhage, bij martinus nijhoff. 1857. In 8vo. 84 bl. f :-80. - De vraag hier gesteld is genoegzaam bekend, en zeker voor ons staatsregt en het kerkregt in het bijzonder niet onbelangrijk. In deze brochure is alles vervat, wat in die zaak gesproken is, en wij danken den Verzamelaar dat hij ons dit schonk, waardoor wij gemakkelijk en volledig de quaestie in haren geheelen omvang kunnen beschouwen. Zeer belangrijk en lezenswaardig is de pleitrede van Mr. metman. Ref. zal zich wel wachten om de zaak op nieuw te beschouwen, die reeds van alle zijden bekeken is, maar alleen opmerken, hoe wenschelijk het ware dat geestelijken dergelijke procedure voorkwamen, en liever de wet in den uitgebreidsten zin opvatten, dan aanstoot te geven; en ten tweede dat deze procedure weder een bewijs is van de weinige zorg welke in onze wetgeving aan de Nederduitsche taal is geschonken.
Mijn streven en offeren voor Zedelijkheid, Weldadigheid en Billijkheid, billijkheid ook jegens de bedrukte hoofdstad, door Mr. a.d. meijer. Te Amsterdam, bij j. en j. manoury. 1857. In gr. 8vo. 79 bl. - De Schrijver heeft zijn geheele leven toegewijd aan de loterij, en zoo iemand bevoegd is daarover te spreken dan is hij het ongetwijfeld. Herhaaldelijk heeft hij met onvermoeiden ijver aangetoond dat de Staats-Loterij onzedelijk, onvoordeelig, onnut is, dat zij door geene wetgeving wordt geregeld, en dat zij moest worden afgeschaft, terwijl zij alleen dan eene aanbeveling verdient, wanneer de regering het in hare magt heeft, de schadelijke gevolgen daarvan te verhinderen, hetgeen niet konde geschieden alleen door het afschaffen van het splitsen en verhuren der loten. Zijne plannen zijn herhaaldelijk aan bijzondere personen en ook aan de regering en wetgevende magt blootgelegd, en wat er ook van die plannen zijn moge, een streng onpartijdig onderzoek ware zeer wenschelijk, en dit verdiende de volharding des Heeren meijer ongetwijfeld. De brochures van dien Schrijver (welke men in verband lezen moet) zijn intusschen gewigtig voor deze zaak, in welke de Auteur zeker de bedrevenste man in ons Vaderland is. Jammer alleen dat de vorm en stijl hier en daar minder genieszbar is. Het plan des Schrijvers is ons niet volledig bekend, en al ware het dit, dan nog zou ik niet wagen dit in een paar trekken aan te raden of af te keuren, maar de zaak is zeker voor 's lands finantiën, en uit het oogpunt
| |
| |
der zedelijkheid te gewigtig, dan dat ze niet met ernst zoude worden onderzocht.
Oranjewoorden in Februarij 1857. Te Amsterdam, bij p.n. van kampen. In 8vo. 62 bl. f :-25. - Daar, door bijzondere omstandigheden deze brochure eerst nu wordt aangekondigd, veroorloven wij ons er slechts met een enkel woord op te wijzen, omdat de gelegenheid waarbij ze geschreven is dahin is. Dit belet echter niet dat wij elk nog wel de lezing durven aanbevelen. Het werkje is met talent geschreven, en is zonder van onverstandigen ijver te getuigen, eene gepaste verdediging eener partij die gaarne vooruit wil, zonder daarom alles in hare vaart omver te loopen.
Vroeger werd reeds een nummer van de Klapper van h. verwoert aangekondigd. Van dit nuttig en verdienstelijk werk verscheen weder eene Aflevering, die even als de vorige van de kennis en ijver des Auteurs getuigt. Wij herhalen hier eene vroegere belofte om het geheel meer uitvoerig te vermelden, indien wij door de toezending daarvan, er toe in staat worden gesteld.
Eene der gewigtigste vragen, welke bij het weren van het pauperisme ter sprake komen, is voorzeker die omtrent werkverschaffing aan den minderen stand. De zoo gunstig bekende Schrijver Dr. e. van voorthuyzen behandelde bij zijne voorlezing, in de Maatschappij Felix Meritis gehouden, deze belangrijke vraag (bij a.c. kruseman, 1857. In 8vo. 64 bl. f :-75.) De Auteur bewijst, met de hem eigene kennis en ondervinding, het wel eens betwiste, maar daarom niet minder ware beginsel der Staathuishoudkunde, dat men de kapitalen weder voortbrengend maken, en zoo tot den kapitalist moet doen wederkeeren. Hierdoor schept men toch waarde: alle voortbrenging en het scheppen van waarde vergroot het nationaal welzijn, en daartegen kan niet gelden dat de arbeider daardoor zijn werk verliest, dewijl integendeel daardoor werk wordt verschaft. Dit wordt met voorbeelden door den Spreker aangetoond, en alzoo duidelijk bewezen eene der eerste en meest gewigtige stellingen te zijn, zoowel voor de Staathuishoudkunde, als voor den finantier en den huisvader.
De Belastingen, de Ambtenaren en de Belastingschuldigen in onderling verband beschouwd. Een woord aan velen. Te Groningen, bij k. de waard 1857. 19 bl. f :-25. - Is eene brochure welke zich tot taak stelt de verhouding, welke tusschen ambtenaren en belastingschuldigen bestaat, in het licht te stellen. Wij hebben gaarne lof over voor den eerlijken ambtenaar, die, getrouw aan eed en pligt, noch ter regter, noch ter linker zijde afwijkt, en wij weten het, belasting is een kwaad, een prijs dien wij echter moeten betalen voor onze burgerlijke vrijheid. Daarom achten wij den ambtenaar, al neemt hij ons menigen gulden, dien wij aan ons genoegen moeten ontrekken; maar wij gelooven toch dat menige belasting blaam verdient
| |
| |
niet door de hoegrootheid, maar door den oeeaan van vormen, in welken een oningewijde verdwaalt, en dat er vele ambtenaren zijn, die uitgaan van het beginsel om zooveel mogelijk te innen, ten einde zoo doende een goeden naam te verwerven bij hunne superieuren. Wij hopen dat de belastingschuldigen achting toonen voor den ambtenaar en nimmer tegen eene belasting morren, en dat de ambtenaar in den geest der wet, door vriendelijkheid en hulpvaardigheid, zooals dit ook dikwerf geschied, den burgers den druk der belastingen - die zenuwen van den staat, zoo als cicero ze reeds noemde, - helpen verligten.
Bij van weelden en mingelen te 's Gravenhage zag weder een Statistisch Jaarboek het licht, uitgegeven door het Departement van Binnenlandsche zaken. In gr. 8vo 483 bl. f 2-50. - Uit den aard der zaak is zulk een werk voor geene gezette beoordeeling vatbaar. Wij bepalen ons dus tot den onbeperksten en algemeen erkenden lof van dit voortreffelijk werk, dat, door volledigheid en naauwkeurigheid beiden, een sieraad is van de statistische studiën in ons vaderland. Vooral de koopman zal hier de meest wetenswaardige bijzonderheden aantreffen aangaande den handel in ons Vaderland, terwijl voor elk Staathuishoudkundige dit voortreffelijk werk onmisbaar is, hetgeen de verzamelaars en uitgevers den dank hunner landgenooten moet verzekeren, en der wetenschap groote diensten doet, mits .... men niet te veel in de cijfers zie, en ze met oordeel vergelijke.
De Nederlandsche Staatschuld sedert 1814, door j.t. buys. Vier Voorlezingen, gehouden in de Afdeeling Koophandel in de Maatschappij Felix Meritis. Te Haarlem, bij a.c. kruseman. 1857. In 8vo. 176 bl. f 1-75. - Sedert de laatste jaren is het oog zeer belangstellend op onze Staatsschuld gevestigd geworden. Terwijl men er zich vroeger in de wetenschap niet om scheen te bekreunen, ja in onze wetgeving de geld- en fondsenhandel vergeten was, zijn later herhaaldelijk kreten aangeheven tegen de geheimhouding onzer finantiën, welke juist openbaar moesten zijn. Belangrijk is daarom het onderzoek door Mr. j.t. buys te dezen opzichte ingesteld. Het levert menig nuttigen wenk en strekt ten bewijze hoe zeer ook hierin sedert 1814 verbetering gekomen is. Eerst wordt de Nederlandsche Staatsschuld in 1814 beschouwd, met de wetten van dat jaar, en den omslag, welken bij de onderscheidene geldleeningen tegen onderscheidene pereenten bestond; daarna wordt de geschiedenis en het nadeel van het Amortisatie-Syndikaat ontwikkeld, dat, geheim werkende, geene goede gevolgen konde hebben; waarna eindelijk een blik geworpen wordt op de Staatsschuld tot 1840 en sedert 1840. Het gemeenzaam onderhoud liep over het toelaten van vreemde vennootschappen hier te lande, over vreemde geldleeningen, over eene rentebelasting, over eene conversie van schuld, vrijwillige leening en inkomsten-belasting. Ook hier wordt voor vreemde leeningen vrijheid gewenscht en bescherming. Dit korte overzigt zal
| |
| |
genoegzaam wezen om tot de lezing dezer allerbelangrijkste lezingen uit te noodigen. Of nu de fondsenhandel den goederen handel en de scheepvaart niet benadeelt, is eene andere vraag, welke even als die omtrent het verderfelijke van het beursspel, welligt bevestigend moet beantwoord worden, al wil men ook niet onvoorwaardelijk de trage rentetrekkers als onnutte burgers beschouwen.
Onze Kinderen. Hunne kwade gewoonten en nadeelige ligchaamshoudingen, benevens opgave der middelen daartegen, door Dr. d.g.m. schreber, Praktiserend Geneesheer en Hoofd-Directeur van het Orthopaedisch Instituut te Leipzig. Uit het Hoogduitsch vertaald. Met 16 Figuren. 2de Uitgaaf. Te Utrecht, bij W.F. Dannenfelser. 1857. In post 8vo. VIII en 87 bl. f :-85. - De ongenoemde Vertaler heeft zich behoorlijk van zijne taak gekweten en slechts enkele malen aan Germanismen schuldig gemaakt, gelijk voorliggend werkje, evenmatige afwisseling, enz. Wenschelijk ware het echter geweest, dat hij, bl. 2 en volgg., wáár de verzorging van het kind in de eerste drie maanden na de geboorte beschreven wordt, de in ons land gebruikelijke manieren geraadpleegd, en zoo maar niet voetstoots overgenomen had, al wat er bij zijn auteur geschreven stond over het donzen bedje, dat los om het ligchaam van het kind moet worden zamengetrokken, in tegenstelling van luijers en doeken, die onbepaald worden afgekeurd. - Wat den Schrijver zelven betreft, verwondert het ons allezins, dat hij aan het liggen op den rug, gedurende den slaap, zoo bijzonder veel waarde hecht, zóó zelfs, dat een werktuig afgebeeld en aanbevolen wordt, dienende om kinderen tusschen het tweede en zevende jaar tot die ligging te noodzaken. Ook met de aanwending van een ander werktuig, eene soort van metalen kruk, waardoor de kinderen verhinderd worden in eene voorovergebogene houding te zitten, kan steller dezes zich geenszins vereenigen, en had de aanbeveling van zoodanige mechanische middelen volstrekt niet verwacht in het werkje van eenen schrijver, die elders getoond heeft met den omvang en de veelzijdige toepassing der tegenwoordige gymnastie
bekend te zijn. Dit neemt echter niet weg, dat het werkje van den schrijver, waarvan reeds eene tweede uitgaaf gevorderd werd, voor het overige veel goeds bevat, en met vrucht geraadpleegd kan worden door allen, die de opvoeding van kinderen ter harte nemen, en in de overtuiging deelen, dat deze zich evenzeer tot hun ligchaam, als tot hunne redelijke en zedelijke ontwikkcling moet uitstrekken.
Verhandeling over den oorsprong van het A B C, uitgesproken in de Hollandsche Maatschappij van Fraaije Kunsten en Wetenschappen, door Dr. l.s.p. meyboom. Te Amsterdam, bij G. Portielje en Zoon. 1856. In gr. 8vo. 40 bl., met 5 platen. f 1-60. - Deze Verhandeling, door den Schrijver te Amsterdam, te Rotterdam en in den Haag gehouden, werd later in het Archief van Dr. de jager opgenomen. Zoo het schijnt, heeft men van deze vellen met de daarbij behoorende platen een behoorlijk getal exemplaren meer afgedrukt, ten einde die als afzon- | |
| |
derlijk werk in den handel te brengen. Dit is met zoo weinig zorg geschied, dat wij zelfs in de aanteekening bl. 5 lezen, dat de voornaamste bronnen door den Schrijver gebruikt in dit Archief, hetzij in den tekst, hetzij aan den voet der bladzijden vermeld zijn.
Dr. meyboom geeft hier eerst eenige algemeene denkbeelden over het letterschrift. Hij bewijst in dit gedeelte zijner Verhandeling a priori, dat de letters uit afbeeldingen van voorwerpen moeten ontstaan zijn. In het tweede gedeelte levert hij daarvan het historisch bewijs; hij geeft een beknopt en duidelijk overzigt der geschiedenis van het schrift bij de Aegyptenaren, de Chinezen en de Zendvolken uit Midden-Azië, en vermeldt het prentschrift, dat de Spanjaarden tijdens de ontdekking van Amerika bij de Mexicanen vonden. Na een enkel woord over het schrift van eenige andere volken, wordt ten slotte kort en vrij oppervlakkig gesproken over den gang en de verspreiding van het eenmaal afgeronde eigenlijke a b c. Vijf goede steendrukplaten bevatten afbeeldingen van verschillend teeken- en letterschrift.
Zietdaar een kort verslag van den inhoud van dit werkje. Tot eene beoordeeling daarvan, verklaar ik eerlijk, dat ik niet in staat ben. Ik ken noch Oud-Aegyptiesch, noch Koptiesch, noch Chineesch, noch Assyriesch, noch Babyloniesch, noch Oud-Persiesch, noch Phoenisiesch, en dit alles zou ik moeten kennen om eene grondige beoordeeling van dit dunne boekje te leveren. Maar als ik let op die weinige gedeelten waar ik over kan oordeelen en, b.v., in het Gothische alphabet (pl. V,) eene lange a en u en eene korte e en o vind, terwijl integendeel in het Gothiesch de a en zeer waarschijnlijk ook de u altijd kort en de e en o altijd lang zijn, dan vrees ik dat hier meer van dien aard voorkomt, en zie weêr hoe gevaarlijk het is over onderwerpen te schrijven, waarvan men geene grondige kennis bezit.
Beginselen der Algebra, door g.f.w. baehr, 1e gedeelte. Te Groningen, bij k. de waard. 1856. In 8vo. 77 bl. f :-80. Wij hebben vrede met de nieuwe producten op het gebied der schoolliteratuur, mits zij ook wezenlijk iets nieuws bevatten, of de wetenschap, die zij behandelen, onder een bepaald oogpunt beschouwen, hetwelk aan anderen was ontgaan. Bij het aangekondigde boekje is dit echter het geval niet, en het had daarom gerustelijk achterwege kunnen blijven.
Voor knapen of jongelieden van twaalf à vijftien jaren, namelijk voor dezulken die tot een akademisch examen worden voorbereid, is de wijze van behandeling wel wat ingedrongen, en hadden wij hier en daar aan meerdere uitbreiding de voorkeur gegeven.
Zoolang wij het vervolg van dit schoolboek niet kennen, weten wij ook niet, of het met voorstellen en opgaven ter toepassing van het geleerde zal worden voorzien: iets, dat wij, in allen geval, zeer nuttig en doeltreffend zouden achten. |
|