Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1857
(1857)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijGedachten over armverzorging van Amalia Wilhelmina Sieveking. (,) Bijeenverzameld uit hare schriften. Naar het Hoogduitsch vrij vertaald. (Te) Dordrecht, (bij) P.K. Braat. 1856. In kl. 8vo. XII en 299 blz. f 1-90.Jaren verliepen er tusschen de uitgave van het grootste deel der verslagen, waaraan de inhoud van dit werk is ontleend, en de bezorging dezer overzetting. Niemand duide 't dus euvel dat eenige maanden zijn voorbijgegaan tusschen de ver- | |
[pagina 449]
| |
schijning dezer vertaling en heure aankondiging. Met juistheid kan de duur van dat tijdsverloop niet worden genoemd. Want terwijl de titel 1856 als het jaar der uitgave aanwijst, stelt de omslag daarvoor 1857. Waarschijnlijk zal dus laatstgenoemde jaarsaanduiding niet strikt eerlijk kunnen worden genoemd. Gelukkig echter dat zij weinig tot de waarde dezer ‘Gedachten’ zelven afdoet. Wat de vrome en heldere sieveking over armverzorging schreef, heeft meer dan een eenvoudig mérite de l'apropos. Zij moge uit den grond des harten gemeend hebben wat men blz. 84 leest: ‘Voor diepdenkende mannen is mijn geschrift...... minder bestemd; voor de beschaafden van mijn eigen geslacht’ (l. van mijne eigene kunne) ‘heb ik het voornamelijk geschreven:’ - toch zal ook de diepdenkende man, nog jaren nadat de mond der edele vrouw verstomde, veel uit hare opmerkingen leeren. Want juistheid van blik, helderheid van oordeel, rijkdom van ervaring, kennis der armen, onbevangene wereldbeschouwing en bezadigde verwachtingen paren zich in haar werk met de heiligste wenschen en vroomste bedoelingen. Al wat de stichtster dcr hamburger vrouwenvereeniging daarin zegt is eene schoone uitwerking der eenvoudige, maar verhevene uitspraak van parson dale: ‘Sympathy is Christ's wealth. Sympathy is brotherhood. The rich are told to have charity for the poor, and the poor are enjoined to respect their superiors. Good: I say not to the contrary. But I say also to the poor: “In your turn have charity for the rich;” and I say to the rich: “In your turn respect the poor.”’ Een vertoog, verslagen, losse opmerkingen zelfs, op zulk een grondslag gebouwd, zouden bij uitnemendheid slecht bewerkt moeten zijn, indien ze niet eene dragelijke lectuur opleverden. Zal 't dan noodig zijn de verklaring af te leggen: dat het hier gebodene met lust en vrucht zal worden gelezen, indien de verzekering mag worden gegeven: dat de uitwerking geheel in overeenstemming is met den grondslag? En dit mag geschieden. Indien het niet met tal van voorbeelden wordt gestaafd, 't is alleen wijl schier geheel het werk tot bewijs zou kunnen dienen. Schier geheel het werk. Want het spreekt van zelf dat in 300 bladzijden wel iets zal voorkomen waarop gegronde aanmerking kan worden gemaakt. Wanneer sieveking de gelijkenis van het mostaardzaad, blz. 137, - (het verband dwingt hier te denken aan | |
[pagina 450]
| |
Matth. xiii: 31, 32, en niet aan xvii:20) - niet als de zinnebeeldige voorstelling van den wasdom der zigtbare kerk opvat, maar als die van het geloof; - wanneer zij hare stem, blz. 76, tegen de publike aanbestedingen verheft; - of, blz. 84, de vrouw bij voorkeur het zout der aarde noemt; - dan zal de theoloog zich tegen hare exegese verzetten, de oeconoom tegen heure staatshuishoudkundige beschouwingen in dit opzigt, de anthropoloog tegen hare vooringenomenheid met hare kunne. Maar theoloog en anthropoloog en oeconoom, indien ze religieuse mannen zijn, zullen haar deze kleine zonden en meer andere van denzelfden aart vergeven, zoodra ze zien hoe oneindig veel goeds tegen deze feilen overstaat, en die als 't ware verbergt. Doch waartoe uitsluitend van dezen gesproken? 't Zou eene onberekenbare schade wezen indien sievekings ‘Gedachten’ niet verder konden doordringen dan tot op de schrijftafel of in het boekvertrek van hen die zich zoo gaarne de heeren der schepping noemen. Ze behooren evenzeer in boudoir en huisvertrek, en zeker mogen ze niet ontbreken in de archiven eener goed ingerigte vrouwenvereeniging. Aan verslagen van zulk eene vereeniging ontleend, zijn ze door de vertaalster blijkbaar voor zulke inrigtingen bestemd. Met het oog op dit doel is het echter eene even onbegrijpelijke als onvergefelijke feil, dat de vertaalster zoo weinig systhematisch is te werk gegaan, - niet in de keuze, maar - in de rangschikking van het gekozene. Zij moge zich trachten te verdedigen met eene verwijzing naar hetgeen zij in de inleiding blz. iv schreef. Doch reeds een enkele blik over de inhoudsopgave en den inhoud zelven is genoeg om tot verwerping van dezen grond van defensie te concluderen. Wat zij koos bragt zij onder twee rubriken: I ‘Algemeene beschouwingen’ (‘bijzondere beschouwingen’ zegt, in strijd met de inhoudsopgave, de bladzijde tusschen haar en hfdst. I der eerste afdeeling, maar dit is blijkbaar een drukfout;) - en II ‘Bijzondere beschouwingen, opmerkingen en raadgevingen, meer bepaaldelijk tot christelijke vrouwen gerigt.’ De eerste rubrik is in vijftien, de tweede in zestien hoofdstukken verdeeld. Maar wie het geleverde leest, ziet spoedig hoe oneindig veel het in helderheid, orde en beknoptheid zou gewonnen hebben, en hoe menige herhaling ware | |
[pagina 451]
| |
ontweken, indien de inhoud van hfdst. II, III, IV en VGa naar voetnoot(*) was saamgebragt onder het opschrift: ‘De zedelijke waarde van rijken en armen, en hunne onderlinge betrekking.’ Het verhandelde in hfdst. V en VII had dan een goede overgang kunnen worden tot eene tweede afdecling: ‘Oorzaken van armoede en verarming,’ waarin de stof van hfdst. VII, XII, XIII en 14 had kunnen worden verwerkt. Hfdst. XI en 15 ware een geschikte overgang geweest van deze afdeeling tot eene derde: ‘Bestrijding der kwaal, waartoe hfdst. VI, VIII, IX, X, 8, 9, 11 en 12 uitnemende bouwstoffen zouden hebben geleverd. Daarna moesten hfdst. XIV en 13 zijn gebezigd om: ‘Het armbezoek in zijn aart, doel en waarde’ te doen uitkomen, en bij die gelegenheid in eene vergelijking te treden der afzonderlijke en gemeenschappelijke armverpleging. Zoo ware de weg bereid om eindelijk: ‘Den aart, de voordeelen en de vereischten van vcreenigingen en bepaaldelijk vrouwenvereenigingen ten nutte der armen’ in het licht te stellen, waartoe slechts hfdst. XV, 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 hadden behooren te worden omgewerkt. De speech, hfdst. 10, en de (tamelijk taaije) preek, hfdst. 16, hadden dan gerust achterwege kunnen blijven, terwijl hfdst. I gevoegelijk zijne plaats in de inleiding gevonden had, en wat thands inleiding heet juister voorberigt kon worden genoemd. Deze zijn slechts ruwe omtrekken, en ligt zou 't vallen tegen te werpen: dat niet alles wat thands in de genoemde hoofdstukken voorkomt, juist onder de voorgeslagene zou kunnen worden gebragt. Doch dit doet weinig af. De titel luidt: ‘naar het Hoogduitsch’ (1. hoogduitsch) ‘vrij vertaald,’ en de vertolkster erkent zelve dat haar werk eene bloemlezing is. Ligt ware het dus hier het overbodige weg te snijden, elders het misplaatste een geschiktere plaats aan te wijzen. Kon de vertaalster bij een eventuëlen tweeden druk, die evenzeer verwacht als gewenscht mag worden, besluiten over dezen wenk na te denken, en zoo zij er iets goeds in vindt, dat te behartigen, zij zou de waarde van haar werk daardoor onbegrijpelijk verhoogen. Maar zulk een tweede druk zou evenzeer zich van | |
[pagina 452]
| |
den eersten moeten onderscheiden, en zich boven zijn voorganger verheffen, door meerderen eerbied voor, of liever minder oneerbiedigheid tegen onze schoone moedertaal. Dezelve, eigendommelijk, daarstellen, daadzaak, nietsdeugend voor tot niets nut, zinloos voor zinledig, aanhouden voor behouden, onaardigheid voor onbehoorlijkheid, bezorgen voor verschaffen, van voor door, hulprijke voor hulpvaardige, behulpzame of helpende, zijn wanklanken voor het echt hollandsch oor. Asijl, philantropie, prerogatief, systeem pijnigen het oog van hem die slechts iets van oude talen weet. En wat zal men zeggen van verschillen met, herinneren aan iets? wat van hunne en hen voor hare en haar? van den 4den naamval, vrouwelijk, enkelvoud zelven, of het meervoud zelve? van verachtelijk voor verachtend, geslacht voor kunne, kastengeest voor kastegeest? En deze zijn niet de eenige fouten tegen taal of stijl. Van lange jaren wordt gesproken, als waren niet alle jaren even lang, - tenzij men, wat de vertaalster toch wel niet zal begeeren, onder die lange jaren schrikkeljaren wilde verstaan, - van jaren aan een, gedaan krijgen, het getuigenis, het idee, de protestantisme. Doch de Vaderlandsche Letteroefeningen zijn geen versameling van errata. Daarom blijve menige fout ongenoemd. Toch was het noodig aan te wijzen dat er vele zijn, opdat de opmerkzaamheid der vertaalster, bij den gehoopten tweeden druk, op dit punt worde gevestigd. Begeert zij ook de overigen te kennen, de gelegenheid daartoe wordt haar gaarne aangeboden. Want het belang der zaak die zij voorstaat, en de uitnemende wijze waarop zij getracht heeft dat te bevorderen, door hetgeen zij uit sievekings schat heeft medegedeeld, maken het ieder, wien het heil des volks, en het vervullen der taak die de Zaligmaker aan allen liet (Matth. xxv: 34-36 en 40), ter harte gaat, ten duren pligt, haar, waar hij 't slechts vermag, behulpzaam te zijn aan de bereiking van heur heerlijk doel. Hieraan en hieraan alleen worde 't, ook door haar, toegeschreven dat het oordeel over bewerking en vertolking niet zachter werd uitgesproken. Wat in aller handen moet zijn behoort voor allen aantrekkelijk te wezen. En deze ‘Gedachten’ kunnen niet te ruim worden verspreid. Daarom komt ook den uitgever eere toe. Niet slechts heeft hij, voor zoover 't tot zijne taak behoorde, voor een behagelijken vorm gezorgd, maar ook door de prijsbepaling | |
[pagina 453]
| |
heeft hij het werk voor velen, of liever voor alle belanghebbenden toegankelijk gemaakt. In het eerste nummer van dezen jaargang der Letteroefeningen werd een tegenovergestelde handelwijs van den boekhandelaar p. engels vergoêlijkt met de opmerking: ‘die schrandere uitgever weet zeker wel dat hij op ééne pagina meer geeft dan menigeen op een vel druks.’ Van zijn dordtschen confrère kan schoonere getuigenis worden afgelegd: ‘hij gaf veel papier en daarop vele gedachten voor weinig geld.’
b.
|
|