De Schrijver van deze Novellen schijnt daar anders over te denken. Levensspiegel noemt hij zijn boek, en zegt zelf: ‘De titel, dien ik uitkoos, is de korte opgave der strekking van het geheele boek.’ Maar tegen zulk eene levensbeschouwing protesteer ik. De spiegel, die ons hier wordt aangeboden, weerkaatst niet dan sombere beelden. Zijn ze niet uit het leven genomen? Dat zal ik niet ontkennen, maar het leven is toch niet een verhaal,
En bij 't slot, ons, van rouw en van smart overlaân,
Met bekretene kaken ter ruste doet gaan.
En met dien somberen indruk legt men het boek bijna uit de handen. Neen, de levensspiegel moet vreugde en genot, zoowel als droefheid en leed, weerkaatsen, al valt het ook misschien moeijelijker voor hem, die met woorden schildert, de beelden der eersten even treffend, als getrouw weder te geven.
Ik heb daarmede de in mijn oog zwakke zijde van dit boek doen kennen. Er ligt over het geheel een te donker waas; er is geene afwisseling genoeg in van licht en schaduw. De indruk, dien het achterlaat, is te somber, om het zijnen naam van ‘Levensspiegel’ met regt te doen dragen. Het zou er grootelijks bij gewonnen hebben, als ook de lichtzijde des levens in het oog gevat ware. Meent daarom niet, dat ik niet veel goeds en schoons in deze Novellen heb opgemerkt. Daar zijn er onder, die regt uit het leven gegrepen zijn, die fijn en juist zijn gevoeld, en waarin juist zoo veel poëzij is aangebragt, om ook aan het gewone en alledaagsche dat ideale bij te zetten, waardoor het zich boven het platte en triviale verheft. Werken om den broode, Jaloezij, Een eenvoudig Verhaal, Uit het Leven, ik noem deze stukken bij voorkeur als wèlgeslaagd, als bewijzen, dat de Schrijver voor zijne taak zeer goed berekend is. Ze zijn eenvoudig, met waarheid en gevoel geschreven, al zijn ze dan ook allen somber. Het onbeduidendste verhaal is zeker het eerste: Winterfeesten; dat had gerust achterwege kunnen worden gelaten; het heeft weinig bevredigends; het verdeelt de belangstelling tusschen twee personen, die eigenlijk niet met elkander te maken hebben, en van wie we niet regt weten, waarom ze zoo bij elkander zijn gebragt. De oude toren, voor afbraak verkocht, vertelt mij