Laatste voorbereiding voor de Hoogeschool, of: Instituut van hooger onderwijs, als laatste voorbereiding tot het akademieleven, door Dr. P. de Raadt. Te Amsterdam, bij P.N. van Kampen. 1857. In gr. 8vo. VIII en 39 bl. f :-50.
Vele planten in onze hoven worden, 's najaars, tegen de winterkoude gedekt. Zal die voorzorg doel treffen, dan moet de bedekking niet te zwaar wezen; en het tijdstip, waarop ze wordt weggenomen, juist gekozen. Anders is de plant verbroeid, of, nog niet bestand tegen de opene lucht, raakt ze in hare ontwikkeling ten achter. In de hovenierskunst der opvoeding, doen zich dezelfde verschijnsels voor: menig jong mensch wordt te vroeg aan zich zelven overgelaten: maar veel grooter is hier te lande, vooral in de hoogere standen, het getal van hen, die te lang onder bedekking en schut zijn gehouden; van hen die, als te veel gedekte, als sterk gebroeide kasplanten, niet bestand zijn tegen de buitenlucht, tegen den zedelijken strijd met de wereld en 't leven; van jonge menschen, in welke de kiem aller zelfstandigheid voor altoos is verstikt - waar is de juiste maat, 't niet te veel, 't niet te weinig? Dit verdiende bij onze Nederlandsche opvoedkunde een opzettelijk onderzoek.
De ‘Laatste voorbereiding’ gaf aanleiding tot deze opmerking: de beantwoording dezer vraag is echter haar doel niet. Er zijn ouders, die in den overgang hunner zonen, van de voorbereidende school tot het akademieleven, voor hunne zedelijkheid weinig gevaar zien. Andere zien dat tijdstip vol bekommering te gemoet; ze zijn bedacht op middelen om hunne zonen ‘van lieverlede’ tot dien overgang voor te bereiden, en de klove tusschen den schooldwang en het vrije studentenleven, zooveel mogelijk, onmerkbaar te maken. Voor deze laatste is dit stukje geschreven; hun wordt het plan en de voorwaarden der inrigting voorgelegd en bekend gemaakt. -