niet de keuze van het onderwerp ons regt gaf, hier iets meer te verwachten, dan een alledaagschen Roman. Geert groete is de hoofdpersoon, en ook na den arbeid van clarisse en delprat, welke over dien persoon en zijne broederschap veel lichts verspreidde, hadden wij den boetprediker gaarne in een aanschouwelijk tooneel voor ons gezien. Wij hadden hem willen bespieden in zijne cel, niet naar het uiterlijke, maar in zijne studiën en in zijne overpeinzingen; wij hadden een blik willen werpen in die borst vol moed; en bovenal hadden wij om hem heen den tijd, waarin hij leefde, gegroepeerd gewenscht. Dit alles heeft de Schrijver gevoeld, zoo als uit de hoofdstukken de Taveerne, een Uur van Voorbereiding, enz. blijken kan, maar hij heeft zijn denkbeeld onvolledig ten uitvoer gebragt. Wij gevoelen geene sympathie voor den man dien wij naauwelijks kennen, en wiens broederschap slechts ten slotte even wordt vermeld; wij hebben slechts eene nevelachtige voorstelling van zijn tijd, en het geheel geeft ons den indruk van een gewonen Roman, met eene schaking en waarin ze mekaar krijgen.
Dit is zeer te bejammeren, want de Schrijver toont belezenheid en talent. Hij schijnt ons wel de man te zijn om geert groete en zijn tijd te schetsen. Gaarne zou het publiek een meer doorwerkt stuk van hem ontvangen, en dan zou het hier aangekondigde boekske als eene schets beschouwd worden van een uitvoeriger werk, dat den roem eens auteurs zou kunnen vestigen, als het aan de eischen der Kunst en Geschiedenis voldeed.
a.