niets af. Of ge u: johanna, of johannes, of d., of c. teekent, uw werk vertegenwoordigt uwe persoonlijkheid, ook al geeft gij uw boek anoniemen - uw talent, of wat daar voor door moet gaan, stelt ge, door middel van de drukpers, op zeker voetstuk, om van alle zijden bekeken te worden - en wie het bekijkt, die mag immers ook beoordeelen?
Maar de dilettant wil altijd dat oordeel omkoopen. De auteur-liefhebber verbeeldt zich al te ligt, dat zijn arbeid ‘goed genoeg is voor zijn doen’ - en omdat hij ‘maar een liefhebber’ is, durft hij wel op de ‘toegevendheid’ rekenen. Doch wie een waarachtig liefhebber en vriend der kunst is - die haar wenscht te bevorderen en te verheffen - die zal haar niet willen bederven door zijne gebrekkige proeven, die neemt het ook niet met zich zelf voor lief, en zal vooral het publiek niet op de producten van zijne zwakke hand onthalen.
Wat hebben wij dan te denken van auteurs die ‘gestrenge recensenten tot toegefelijkheid wenschen te stemmen’, omdat zij ‘voor hun eigen vermaak’ het boek geschreven hebben, waarop zich het publiek moet vergasten? - Het staat een ieder vrij om zich met letterarbeid te ‘amuseren’ - maar de kritiek, zal zij haar naam eenigzins getrouw blijven, mag daarom geen auteur ontslaan van die verpligtingen en die regten, welke onafscheidelijk zijn aan het genre dat hij beoefent. - Wie dat vergt, toont zich al zeer weinig kunstenaar, al zeer weinig bekend met het doel en den eisch der belletrie.
‘Suze wellingrode’ is er een nieuw bewijs van. Wij kunnen ons echter wel begrijpen, dat een verhaal als dit aan de vrienden der Schrijfster niet onbehagelijk voorkwam, dat vooral een boekverkooper voor haar een gevaarlijke raadsman is geweest, die gaarne een romannetje van één Deel voor de ‘leesgezelschappen’ wilde drukken. Als wij der Schrijfster een raad schuldig zijn, is het deze: om als zij weder eens bij hare ‘verstelmand’ zich met hare ‘idéetjes’ heeft geamuseerd, en lust krijgt om in een verloren uurtje of op een avondje die ‘idéetjes’ aan anderen voor te dragen - dat zij dan liever haren geest sterke, door degelijke lectuur - door zich gemeenzaam te maken met rijke geesten, die vol waren van groote idéën, en tevens magt hadden over den vorm, waarmede zij die idéën zoo bevallig en krachtig vereenzelvigden.