Hoogleeraar geschetst door zijnen dankbaren leerling. Hoewel de Heer de vries blijkbaar met groote vooringenomenheid zijn onderwerp behandelt, zegt hij niets te veel; de wetenschappelijke verdiensten en maatschappelijke deugden van den tex, die vele waren, worden in het licht gesteld, zonder dat iets in de biographie blijken draagt van die half-vergoding, waaraan zoo veel levensbeschrijvingen van vóór weinig tijd overledenen laboreren. De stijl is uitmuntend, de taal zuiver.
In vele opzigten vormt de levensschets van Prof. a. des amorie van der hoeven, door Prof. w. vrolik, een contrast met de voorgaande. De stijl is alles behalve Professoraal, en zich zelven zeer ongelijk, nu eens droog en dor, dan weêr verbazend gezwollen; zeer onjuiste uitdrukkingen zijn in het geheel niet zeldzaam. Wat ons echter meer tegenstaat in deze biographie, is de overdreven voorstelling van van der hoeven; het is geen menschen-, maar een heiligenbeeld dat Prof. vrolik ons schetst. Onkiesch zou het zijn zoo wij hier wilden opnoemen, wat wij van den lof, aan v.d. hoeven door zijnen biograaf geschonken, overdreven vinden; maar even ongepast is het, naar onze meening, eene biographie tot eene soort van canonisatie te gebruiken.
Ferm geschetst is het leven van Mr. c.f. van maanen, door Mr. j.a. molster. Hier was de taak van den biograaf niet gemakkelijk; het levenspad van v. maanen loopt zoo geheel over politiek terrein, dat in hem de mensch moeijelijk van den staatsman te scheiden is; en hoe verschillend wordt v.m. beoordeeld! De Heer molster is hier echter zeer voorzigtig te werk gegaan; na eene goed gestelde, naauwkeurige en onpartijdige beschrijving van van maanen's werkzaam leven te hebben gegeven, zegt hij op de laatste bladzijde: ‘Wij willen niemand een oordeel over de politiek van v.m. afvragen, maar na het meêgedeelde zal elk gaarne erkennen, dat hij een man van groote verdiensten was.’ In de geheele schets heerscht een zoo gematigde toon, dat zelfs de grootste tegenstanders van van maanen den Heer molster niet van partijdigheid zullen beschuldigen.
Tollens vinden wij hier geschetst door zijnen vriend w.h. warnsinck, b.z. Hadden wij gaarne onzen grooten volksdichter wat piquanter geschetst gezien, en gewenscht dat de Heer w. hem niet alleen als mensch, maar ook als dichter