van het Tweede moesten worden toegevoegd’, en zeker! wie de voortreffelijke bijdragen kent, welke leuckart in dezen tak van wetenschap geleverd heeft, zal het gaarne met v.d. hoeven erkennen ‘dat deze moeijelijke taak niet wel aan meer geschikte handen kon worden toevertrouwd.’ Zijne meêdeelingen over den bouw der Coelenteraten, der Physaliën en Siphonophoren, over Gregarinen, over Cestoden, over de longen der spinnen, over het chitin bij de verschillende klassen der ongewervelde dieren, enz. bewijzen, dat l. een ijverig medearbeider is op dit veld, en dat hij volkomen de man is, om de bijna overstelpende massa bouwstoffen, welke schier iedere dag aanbrengt, tot een behoorlijk geheel te verwerken.
Voor de bezitters van van der hoeven's Handboek, welks voortreffelijkheid ook in het buitenland erkend wordt - getuigen de veelvuldige vertalingen, die daarvan reeds het licht gezien hebben of nog bewerkt worden - kan het niet anders, dan hoogst aangenaam zijn, door de vertaling der bijvoegselen van leuckart, dit werk weder op de hoogte van onzen tijd gebragt te zien. Wij beamen dus ten volle de meening van v.d.h., dat de Hollandsche uitgaaf er zeer door gewonnen heeft, nu ook zij vermeerderd is door de bijvoegsels, welke de Duitsche uitgaaf tot sieraad verstrekken. Wij vinden hier toch een doorwerkt overzigt van hetgeen de jaren 1850-1856 in dezen tak van wetenschap opgeleverd hebben, behoorlijk in verband gebragt met de vroegere waarnemingen. Op deze wijze is het veel gemakkelijker en aangenamer om zich over den tegenwoordigen stand der wetenschap te onderrigten, dan wanneer men overzigten raadpleegt, zoo als dat van den verdienstelijken j. victor carus, dat als toevoegsel tot het Zeitschrift für wissenschaftliche Zoölogie het door ieder waarnemer geleverde afzonderlijk bespreekt. Aan de bijzondere aandacht bevelen wij het Hoofdstuk over de ingewandswormen aan, waarover leuckart zelf vele onderzoekingen gedaan heeft, en waaraan zich eene vraag hecht, die in de algemeene dierkunde van het hoogste belang is - de vraag, of er levende wezens bestaan, die niet hun oorsprong ontleenen aan andere gelijksoortige. Verder in bijzonderheden het werk van leuckart te beschouwen, ligt buiten het plan van deze aankondiging. Alleen kunnen wij ons niet onthouden te wijzen op het misbruik dat tegenwoordig in de werken, die een deel van de