Idioten-School (Eerste Gedeelte), bl. 81-192. (Tweede Gedeelte) bl. 193-326. Te Schoonhoven, bij S.E. van Nooten. 1856. In gr. 8vo. f 3-25.
Uit bovenstaanden titel blijkt, dat het werk van den Heer v.k., waarvan wij vroeger (1856, bl. 657 en volgg.) het Eerste Stuk hebben aangekondigd, thans voltooid is. Het verheugt ons dat de Eerwaarde Schrijver ook dezen arbeid, die op nieuw eene proeve van grondige, zoo wel op als buiten het studeervertrek volbragte studiën oplevert, gelukkig heeft mogen ten einde brengen, en daardoor onze vaderlandsche literatuur met een belangrijk werk vermeerderd heeft. Dat het grootendeels als een oorspronkelijk werk, en niet als een uittreksel uit de talrijke buitenlandsche geschriften over idiotisme en idioten-onderwijs, beschouwd moet worden, blijkt uit de menigvuldige menschkundige, wijsgeerige en paedagogische opmerkingen en wenken, die schier in elk hoofdstuk worden aangetroffen, doch waaraan het laatstelijk uitgegeven Tweede Stuk, uit den aard der zaak, rijker is dan het Eerste. Hoewel toch dat Eerste Stuk noodzakelijkerwijze vooraf moest gaan, om het onderwerp behoorlijk te doen kennen, zoo was echter de inhoud er van, eene behoorlijke karakteristiek van het idiotisme in zijne verschillende wijzigingen, aan grootere moeijelijkheden onderhevig, en moest de Schrijver daarbij meer op het oordeel van anderen afgaan, dan bij de behandeling van de tweede Afdeeling zijns werks noodig was. Ook zal die tweede Afdeeling, waarin belangrijke feiten en waarnemingen de plaats van meer afgetrokkene denkbeelden en redeneringen innemen, door de meeste lezers met meer genoegen, en tevens met meerdere vrucht, gelezen worden. Zelfs zal dit door ouders, die het geluk hebben slechts gezonde en met gunstigen aanleg begaafde kinderen te hebben, met voordeel geschieden kunnen. Tusschen de vorming en opleiding toch, waaraan ook gezonde kinderen behoefte hebben, en die, welke aan kinderen met bekrompene, achterlijke en gebrekkige vermogens, in de idioten-scholen te beurt valt, zijn veel meer punten van aanraking, dan men, bij eene oppervlakkige beschouwing der zaak,
vermoeden zou. Want ook bij die ongelukkige kinderen, bij welke slechts eene zwakke kiem van deze en gene vermogens van den geest aanwezig is, moet evenzeer, als bij