nu immer strijdende moest doen - en wij waarborgen hem meer vrucht. Zeker zoo als hij nu heeft gepreekt, zal hij er meer van gehoord hebben aan deze zijde van het graf - misschien zou hij er in den grooten dag nog meer van hooren, als hij minder zoo gepreekt had, dat alle toehoorders, ook die niet hooren om naar den inwendigen mensch gesterkt te worden, verrukt waren. Hij wilde toch leeren en leerende stichten. Maar dan had hij den toon niet moeten gebruiken die in eene feestpreek past. Vele predikers in onze dagen maken den grond met woest geweld te gelijk los en strooijen hun zaad. Zou die grond ook zoo los en zoo mul kunnen worden, dat de blijvende vrucht onmogelijk wordt? Wij hadden wel eens een knap hoorder willen examineren om alzoo te beproeven of deze uit die zee van woorden de heerlijke gedachten, die zaalberg er in heeft gelegd, had opgevischt. Heerlijke gedachten! ja, die zijn er in overvloed. Wie bij bedaarde lezing zich zelven telkens vraagt: wat wil de spreker? zal, tot op zekere hoogte, helder leeren inzien, wat God tot verzoening der wereld in christus jezus heeft gedaan. Tot op zekere hoogte. Want, of ook wij door de veelheid der woorden de juiste denkbeelden niet konden opsporen, wij weten het niet; maar 't is ons niet volkomen helder geworden, waarom zaalberg het lijden en sterven van christus noodzakelijk, absoluut noodzakelijk ter redding van de wereld noemt. Één ding heeft hij in de preken, en vooral in de bijlagen, zeker zonneklaar bewezen, dat de satisfactie-leer geheel onhoudbaar is en bovenal onbijbelsch. Zijne opsomming van 't geen de Schrift over het betwiste leerstuk geeft, getuigt van groote bekwaamheid, gelijk het geheele werkje, en daarom moeten wij, ondanks onze aanmerkingen, eindigen met de lezing dezer preken, die keurig zijn uitgegeven, ten dringendste aan te
bevelen.