heidensch Nieuw-Zeeland, II vestiging van het Christendom op het heidensch Nieuw-Zeeland, III het Christelijk Nieuw-Zeeland, IV slotbeschouwingen van den zendingsarbeid op Nieuw-Zeeland, veel wetenswaardigs, veel verblijdends ook. De blik op het heidensch Nieuw-Zeeland wekt reeds terstond belangstelling. Al wat op de ontdekking en gesteldheid van dat eiland betrekking heeft wordt eenvoudig en bondig beschreven. Van het luchtgestel, de geografie, den plantengroei, de natuurlijke historie, den aart, de levenswijze en de gebruiken der bewoners erlangt men in weinige bladzijden een helder overzigt, dat besloten wordt met eenige mededeelingen aangaande de godsdienstige begrippen en meeningen dezer heidenen. Daarna wordt in het breede de arbeid van den nieuw-zuid-wallisschen anglikaanschen bisschop samuel marsden met betrekking tot Nieuw-Zeeland behandeld, en uitvoerig verslag gegeven van hetgeen deze verdienstelijke man tot voorbereiding der euangelisatie van dat gewest heeft gedaan, van zijne volharding, den uitslag zijner pogingen, zijne eerste prediking des euangelies op kerstdag 1814, en de vestiging van den eersten post te Ranghihu. Het derde hoofdstuk wekt minder belangstelling. Een voorname reden daarvan kan wezen dat de betuigingen en verklaringen van voormalig heidensche nieuw-zeelanders, die als bewijzen voor den voortgang des christendoms worden aangevoerd, over het geheel tamelijk onbeduidend zijn. De aanhaling van zulke woorden kan dan ook geheel noodeloos worden geacht, daar S. met het best gevolg zaken heeft laten getuigen. Een andere reden moet waarschijnlijk gezocht worden in het ontbreken van een kaartjen van Nieuw-Zeeland. Had de uitgever kunnen besluiten, eene eenvoudige kleine kaart bij het werkjen te voegen, hij zou zoowel den schrijver als den lezers een goede dienst hebben bewezen. Toch zal dit boekjen ook zonder die verbetering zijnen weg vinden, en zegen aanbrengen. Wij wenschen
het in handen van velen, vooral van velen die de zendingszaak verachten of bestrijden. Deze weinige bladzijden kunnen hun leeren hoe valsch de meeste tegenwerpingen zijn, die tegen het werk der euangelisatie onder de heidenen worden ingebragt en........ nagepraat.
Taal en stijl zijn zuiver, ongerekend enkele uitdrukkingen en misstellingen als b.v. ‘sloegen ze alle dood’ blz. 38; ‘zelfs de