eerste stap dien de Heer s. te doen heeft, wil hij eens waarlijk humorist worden, is, dat hij zich-zelven niet daarvoor houde; dit zal, èn op zijn eigen werk, èn op het kiezen van stukken voor de Tisiphoné bij een eventuëel tweeden Jaargang zeer gunstigen invloed hebben. - Een landelijk Feest, door essas, laboreert aan dezelfde gebreken van het voorgaande, en is ongetwijfeld de pennevrucht van eenen vriend en geestverwant van den Redacteur. Het drietal bladzijden gevuld met de Nieuwste Uitvindingen, enz., door Jantje Slaraak, bevatten lafheden van het allerminste allooi. De Nieuwe Burgemeester, door l.j.w. ten bokkel, is, ofschoon eene illusie in dit dorpstafereeltje ten grondslag ligt, verre weg het beste proza-stukje uit Tisiphoné, want ook de beide stukjes van r.h. graadt jonckers munten uit door onbeduidendheid.
Ook het gerijmde gedeelte van dezen Almanak is min. Het best bevielen ons nog de bijdragen van prudens van duyse, muskeyn en nieuweveen. De Gentsche Dichter heeft echter ook niet het beste uit zijne portefeuille afgestaan. De trouwe Wachter, van d. dorbeck, heeft tot motto: Hony soit, enz.; of hij dit ook toegepast wil hebben op den recensent die zijne verzen voor non sens houdt, weten wij niet. De Trekschuit-illusiën van den Redacteur mogen evenmin den naam van poëzij, als zijn proza dien van humor dragen. De overige rijmelarij van g.j. middelbeek, d.j. den beer poortugael, a.d. van buuren, enz. enz., gaan wij met een eerbiedig stilzwijgen voorbij, alsmede de zoogenaamde Olla Podrida, die het boekje sluit. Alleen maken wij nog melding van: Aan mijne ledige Beurs, eene parodie op borger's Aan den Rijn; dit stukje is niet van geestigheid ontbloot, ofschoon wij de heiligschennis aan den meesterzang gepleegd, betreuren.
Met den wensch dat de Redactie van de Tisiphoné door een keurigen tweeden Jaargang goedmake wat zij door dezen eersten verkorven heeft, eindigen wij deze aankondiging.
d.