mijn één en mijn alles is, en hoe ik van het Christendom alleen het heil der wereld verwacht.’
Gij krijgt den man lief, die zoo schrijven kan. En uwe achting voor zijne kenn is en bekwaamheid blijft niet achterwege, als gij de leerredenen inziet. De eerste handelt over Joh. i:4: het leven van christus het licht der menschen; waarlijk geen gemakkelijk onderwerp. De Johanneïsche begrippen van leven en licht te ontwikkelen, zoo dat ook maar een beschaafd publiek ze vat, is reeds moeijelijk - hoe veel te meer wordt het dit voor eene dorpsgemeente. Ref. zou er dan ook zeer aan twijfelen of deze preek met vrucht door die van Saaxum is gehoord. De begrippen blijven vrij wat zwevends behouden, ofschoon zeker de dispositie zich door naauwe aansluiting aan den tekst aanbeveelt. De tweede leerrede gaat over Joh. ix:25b, het geloof eene zaak van gemoedservaring, zeker beter uitgedrukt in de preek, dat het geloof in jezus door eigen ervaring in het gemoed des menschen wordt opgenomen, want de blindgeborene had (sit venia verbo!) eene ligchaamservaring gehad. Ook gelooft Ref. niet dat het gebruik, 't welk jezus van dit voorval maakte, om van blindheid der oogen tot blindheid der ziel te komen, regt geeft op het spelen met woorden bij eene homiletische behandeling. De derde preek handelt over de ware wedergeboorte. Dat woord komt hier zeker niet te pas, volgens den tekst (Efez. iv:20-24). Deel I blijft ook vrij oppervlakkig. Deel II bevat veel goeds. De beide laatste preken, over Ps. cxix:136 en Luk. x:21a, zijn pendanten: onze droefheid over de zonden van anderen,
onze vreugde over het goede van anderen (dit ligt toch zeer zeker evenmin in dezen tekst, als dàt wel in genen). De dispositie van beide is geheel op dezelfde leest geschoeid, en gebruikt die rekbare woorden grond en aard. De uitwerking blijft geheel bij het uitwendige staan. Gij zoudt bij den grond van die droefheid of die vreugde meenen te zien aantoonen, waarom de zonden van anderen of het goede in hen ze kweeken; maar, neen! iets daarvan vindt gij bij het behandelen van den aard (om Gods wil, om christus' wil [moeijelijk te scheiden], om der menschen wil). In plaats daarvan wordt gij bekend gemaakt met de gelegenheid, die er nog bestaat om over anderer zonden te treuren, over het goede in anderen u te verblijden. Maar, basta! op de ontwerpen der preken is veel aan