De weldadige Invloed van geheim Verdriet; Leerrede over 2 Cor. XII:7. Door Dr. F.W.B. van Bell, Predikant bij de Nederduitsche Hervormde Gemeente te Amsterdam. Te Amsterdam, bij Weytingh en van der Haart. 1856. In gr. 8vo. 23 bl. f :-20.
Er was geene bijzondere aanleiding voor Dr. van bell om deze leerrede in 't licht te geven, tenzij dan de begeerte van eenige zijner hoorders; van ééne hoorderes zeker niet het minst; van zijne moeder, die bij het uitspreken er van tegenwoordig mogt zijn. En de snaren haars gevoels moeten hebben getrild, toen zij, de weduwe sints jaren, haren zoon over een onderwerp haar ongetwijfeld bekend, woorden van stichting en opbouwing hoorde uitspreken. Wie de innige opdragt, aan haar gerigt, leest, wie de geheele preek met heilbegeerte volgt, moet wel ongevoelig zijn, zoo zij hem niet ten minste eenigzins goed doet. Ref. heeft een welbehagen in het boekske; 't geeft hem altijd stof tot blijdschap, als hij den man, wiens helder hoofd hij kent, ook als warm van hart ontmoet. Geleerdheid kan ons zoo koud laten, en de naauwkeurige bepaling van ϕανέρωσις en ἀποκὴλυψις voldoet maar half, als ge niet zeker weet, dat de Openbaring Gods invloed heeft gehad op de ziel van hem, die haar geeft. Dr. van bell leverde het bewijs, dat hij geen vreemdeling is op het gebied der Christelijke levenservaring. Zoo als in deze leerrede kan alleen hij spreken, die het geheim verdriet, die teedere zaak, bij ondervinding kent; dat gaat uit het hart... tot het hart. En geen wonder, dat de schare der hoorders geroerd henen ging, verlangende het gesprokene te lezen. - Waarom echter - vragen we - kunnen hoofd en hart niet trouw zamenwerken? Ons dunkt, de nadenkende hoorder was niet voldaan in één voornaam opzigt, namelijk is er wel verband tusschen tekst en onderwerp? Niemand zal ontkennen, dat ‘de scherpe doorn in het vleesch, de Engel des Satans’ een