| |
| |
| |
Korte mededeelingen.
Bij den Boekhandelaar p. van zweeden te Groningen is uitgegeven: Eenige op- en aanmerkingen over verschillende vertalingen van het O.T., onderling vergeleken en derzelver meerdere of mindere afwijking van den grondtekst. Door s.j. van ronkel, beëedigd Translateur en Hoofdonderwijzer aan de Nederlandsch-Israëlitische Armenschool te Groningen. I. Genesis. 39 pag. f 0-45. De titel is al vreemd; van de op- en aanmerkingen komt weinig; grootendeels bestaat het werkje uit opgave der verschillende vertalingen van ettelijke plaatsen uit het boek Genesis; de Vertalers, die nu het O.T. onder handen hebben, zullen zelven wel hunne voorgangers niet vergeten; misschien is dit overzigt geschikt om hen een of ander niet over 't hoofd te doen zien; in weinige woorden: nut moge het hebben, zich zulk eene verzameling voor eigen gebruik te maken, maar haar uit te geven?.... Het debiet zal misschien wel de voortzetting verbieden. Kwaad kan zij niet .... maar goed?.....
Een vierden druk, keurig uitgedost in linnen met stempels, heeft s.e. van nooten in 't licht gegeven van c.e. van koetsveld's Oudejaars-Avond, nu in klein formaat, (ingen. f 1-60, in linn. f 1-90). Dat is een leerrijk boek; daar is ook humor in; gij kent het; koopt het nu: en leest het dan in de laatste dagen des jaars, maar niet op den laatsten avond: de verstandsmensch treedt er nog te veel op den voorgrond om in die laatste uren u te voldoen; dan dien gehoord bij wien alles in harmonie is, gevoel en smaak en verstand, alles ... alles! Dan johannes 13-17; van koetsveld neemt het u niet kwalijk. Hij leidt u tot dezen henen. 't Is een kostelijk boek, die Oudejaarsavond van den voormaligen Mastlandschen leeraar!
De nimmer rustende Uitgevers allart en van der made hebben plan het Hermansburger-Zendingsblad in het Nederduitsch te laten vertalen. De eerste aflevering ligt voor ons, met een woord ter inleiding van Ds. lentz. 20 à 30 cents kost de maandelijksche aflevering. De vertaling begint met den eersten jaargang, zal waarschijnlijk spoedig het oorspronkelijke hebben achterhaald, en het dan maandelijks vol- | |
| |
gen. Zou deze onderneming waarlijk gelukken? Wij denken het niet, en betreuren dit ook niet. Wel zouden wij het betreuren, als er in Nederland geene sympathie was voor harms en zijne zaak. Maar wij willen die bevredigd zien door mededeelingen, aan het Zendingsblad ontleend, en teregtwijzingen van eene bevoegde hand. Aan deze behoefte wordt immers bereids hier en elders in maandberigt of traktaatje voldaan. Waarom een voetstoots vertalen van het geheele blad? Ergert u nog niet aan het exclusief Luthersche standpunt van harms, maar erkent toch, dat zijn ijver met al hare warmte, die ons aantrekt, niet vrij is van dweeperij. Een huis te bouwen zonder zekerheid van te kunnen betalen, een schip niet te assureren omdat God het wel zal behoeden ... dat is zorgeloosheid, heel iets anders dan onbezorgdheid. En toch, die zorgeloosheid heeft iets liefelijks - en toch - wie moet harms niet liefhebben?
De Erven f. bohn, te Haarlem, geven in het licht: Het ware Christendom vergeleken met de heerschende denkwijze van zijne uitwendige belijders. Door w. wilberforce. Uit het Engelsch. Derde druk. Uitgegeven door j.j. van toorenenbergen, Predikant te Vlissingen. In kl. 8vo. XVI en 319 pag. à f 1-80. De Eerw. van toorenenbergen zegt: ‘Wij zouden niet gaarne onzen arbeid te koste leggen aan een werk, bloot of voornamelijk om een geschied- of letterkundig belang.’ Toch gelooven wij, dat het werk van wilberforce voornamelijk geschied- en letterkundig belang heeft, en keuren wij de vernieuwde uitgave er van af. Wij meenen, dus oordeelende, niet te kort te doen aan den eerbied, dien wij verschuldigd zijn aan den edelen wilberforce. Hij zelf zou, dunkt ons, tegen zulk eene hernieuwde uitgave geweest zijn, daar hij zou erkend hebben, dat ieder tijd zijne eischen heeft en zijne vormen huldigt, en dat slechts zeer weinige boeken boven den tijd verheven zijn. De omslagtige manier van betoog van 1797 was niet door besnoeijing goed te maken. En zij er veel in het werk, dat nog volle behartiging verdient, dat zelfde wordt nu beter in onderscheidene geschriften gezegd. 't Is dwaas eene voorliefde voor het oude te hebben, quand même!
Nog veel minder zijn wij ingenomen met de Werken van
| |
| |
wilhelm leendert krieger, vijfde druk, in afleveringen van 3 vel. In gr. 8vo. à f :-25, op best papier à f :-40, bij allart en van der made. Wij ontkennen wat de Uitgevers zeggen: ‘Voor de Huis-Godsdienst bekleedt het naast de (n) Bijbel eene eerste plaats.’ In der tijd moge dit werk van den Haagschen prediker goede dienst gedaan hebben, het is verouderd en kan nu alleen behagen om sommige geijkte voorstellingen en uitdrukkingen. Reeds zien verscheidene afleveringen van dit boek, welks nieuwe uitgave speculeert op de mode-orthodoxie, het licht.
De Bijdragen tot bevordering van het Christelijk Leven, verzameld door m.a. amshoff en w. muurling, zijn in 1856 weêr uitgegeven bij m. smit te Groningen. 't Zijn twee stukjes, uitmakende den veertienden jaargang, ieder 60 pag. à f :-40, ten voordeele van eene stichting der liefde voor kinderen. Wij kunnen ze niet onvoorwaardelijk aanbevelen, hoezeer druk en papier voor zulk eene volksuitgave tot model kunnen dienen. Ons ‘niet onvoorwaardelijk’ geldt niet de bijdragen van de verzamelaars zelven, maar bijna alle van hunne medearbeiders. Die zijn flaauw en sommige ziekelijk. Er zijn reeds genoeg verhalen van de schier regtstreeksche inwerking der Goddelijke Voorzienigheid op de lotgevallen der menschen, die gelijk dat van daniël lört verkeerde begrippen aangaande geloofsmoed geven, en die gelijk het vers van j. de boer, ez. alleen ligtgeloovigen kunnen treffen.
Met warme ingenomenheid vestigen wij de aandacht onzer lezers op de overdrukken van het mengelwerk van den Almanak voor Hart en Huis, nu onder den titel Hart en Huis. Lectuur bij de verwisseling der Jaren, door j. de liefde. Te Amsterdam, bij h. höveker, 6 Stukjes, prijs elk f :-10; 25 Ex. f 2-: - Wij lazen zelden beter stichtelijke lectuur. Den preektoon, geschikt voor den kansel alleen, ontmoeten wij hier gelukkig niet zooals in de meeste stichtelijke boeken. 't Is alles zoo door en door praktisch. 't Is een product van geestelijke geestigheid; toch ernstig, misschien te weinig zalvend. Gedurig dachten wij aan luther. Hier en daar komt de godsdienstige denkwijze des Schrijvers wel uit, maar nergens hinderlijk; 't is hem hier meer om het leven dan om leerstukken te doen. Dwaas wie niet gesticht wordt dan door een Schrijver die dezelfde theologie heeft als hij! Och, vonden
| |
| |
de liefde's woorden maar weerklank in menig hart en gehoor in menig huis.
De Economist, tijdschrift voor alle standen, door Mr. j.l. de bruyn kops, wordt geregeld door den Heer gebhard aan zijne Inteekenaren verzonden. De Nummers van Augustus, September en October liggen voor ons. Wij willen niets zeggen over de noodzakelijkheid van verspreiding van Staathuishoudkundige kennis: wij willen niet herhalen dat de Heer de bruyn kops bij uitstek de kunst verstaat van duidelijk en helder te zijn, een bewijs hoe duidelijk en helder de wetenschap hem zelven is: wij willen, hoewel wij daartoe wel lust zouden gevoelen, als wij niet bevreesd waren voor Staathuishoudkundige ketters gehouden te worden, niet eens tegen de afschaffing der gemaal-belasting spreken, die wij gaarne afgeschaft zagen, des noods met al de andere belastingen er bij, maar die wij nog liever hebben, dan hetgeen er voor in de plaats is gekomen; wij willen alleen de aandacht van het publiek op de uitgekomen Nummers vestigen, en de lecture aanbevelen van het supplement-nummer over de Gezondheidsleer (Hygiène), dat de lezing ongetwijfeld beloonen zal.
Het zesde nummer van den Klapper op de Staatsregtelijke en andere Wetten enz., betreffende het Administratief Burgerlijk Bestuur in Nederland, bewerkt door h. verwoert, is ons ter aankondiging toegezonden. Welligt komen wij bij het verschijnen van het laatste nummer op het geheel terug. Voorloopig mogen wij echter dit ons toegezonden nummer niet onopgemerkt laten. De beoefening van het Administratief Regt is te zeldzaam in ons Vaderland, en toch bij de meerdere verwikkeling van ons Staatsregt, te gewigtig, dan dat niet elke poging die strekt om dezen verwaarloosden, en elders veel rijker ontwikkelden tak der Regtsgeleerdheid te kweeken, eene loffelijke vermelding verdient.
De herziening der Belastingen voor het Rijk en de Gemeenten is eene onlangs verspreide Brochure, welke bij de Uitgevers gebhard en comp. het licht zag. De Schrijver wil het belastingstelsel herzien; hij wenschte daartoe de personele belasting af te schaffen of te verminderen, en daarvoor eene suc- | |
| |
cessiebelasting van twee percent over al hetgeen in de regte lijn geërfd wordt, in de plaats te stellen. Het is met de belastingen als met de straffen: men kan tegen elke straf en elke belasting gewigtige bezwaren aanvoeren, omdat elke belasting, op zich-zelve beschouwd, een kwaad is. Hoezeer men gaarne erkennen zal, dat de Schrijver menigen goeden wenk geeft, zoo wenschen wij toch protest aan te teekenen tegen zijn beweren, dat de personele belasting en de income-tax eigenlijk hetzelfde is. Het tegendeel is waar. Deze belast het inkomen hoe men ook leve, gene treft alleen den uiterlijken schijn, hoe groot of klein het werkelijke inkomen zij. Wat de voorgestelde uitbreiding der successiewet betreft, zal men wel geen finantiëel bezwaar in het voorgestelde middel vinden, maar eerder zal men den Schrijver tegen werpen, dat het beginsel geheel tegen den geest onzer wet aandruischt, en dat, bij zulk eene wijziging, de geheele successiewet, welker onvoldoendheid voor de administratie, en hardheid voor de belastingschuldigen dringend eene herziening eischt, veranderd moest worden. Sedert 1817 heeft men zoo veel geleerd, en eene wet van 1817 is veelal voor 1856 niet meer van goede gehalte.
Bij de gemeentebelastingen zouden wij den Schrijver vragen, hoe hij het mogelijk acht de tappers zoo hoog te belasten, en hun beroep te brandmerken. De tappers doen het kwaad niet, maar zij die de tappers te druk bezoeken. Zoo zou men evenzeen de glasblazerijen zwaar kunnen belasten, omdat zij de glazen leveren, waaruit de dronkaard drinkt.
Wij stipten slechts een paar punten aan. Hij die naar eene belasting zoekt, die genoeg opbrengt en toch geene tegenspraak ontmoet, zoekt naar den steen der wijzen. De hier vermelde Brochure is echter helder geschreven en verdient, door allen die in het onderwerp belang stellen, gelezen te worden.
Hoffmann von fallersleben. De Vlaamsche Beweging. Naar het Hoogd. Met een Voorwoord van Dr. a. de jager. Te Rotterdam, bij Otto Petri. 1856. In gr. 8vo. 48 bl. f :-75. - De bevolking van België is tweederlei, Vlamingen en Walen, Nederlandsch- en Franschsprekenden wonen er te zamen. Niet vreemd was het, dat na de afscheuring van de noordelijke gewesten in 1830 de laatstgenoemden, schoon het kleinste getal uitmakende, de overhand verkregen. In den beginne zagen de Vlamingen dit zwijgend aan. Maar toen bestuur, wetgeving, scholen, kortom alles, op Fransche wijze werd in- | |
| |
gerigt, toen de gemeentezaken in het Fransch werden behandeld, en het regt in het Fransch gesproken in steden waar niet of nabij niet dan Vlamingen woonden, toen begon men het onregt te gevoelen dat de meerderheid des volks was aangedaan, wakkere mannen stonden op die er hunne stem tegen verhieven, en de Vlaamsche beweging nam eenen aanvang. De geschiedenis van dezen strijd, die nog steeds met kracht gestreden wordt, vindt men in dit werkje kort en zakelijk verhaald. Het is niet meer dan eene soort van kronijk; toch zal het, hopen wij, vele belangstellende lezers vinden, want het behandelt een onderwerp, dat geenen Nederlander onverschillig zijn mag. En men moge soms lagchen om de ingenomenheid met zich-zelven, welke de Duitsche Professor toont, wanneer hij zijne bezoeken in België vermeldt als feiten die tot de geschiedenis der Vlaamsche beweging behooren, en eenige bladzijden vult met zijne verzen, die wij hier zeer goed hadden kunnen missen, men zal het den man vergeven, die vroeger vele malen, en nu weder door de uitgave van dit werkje, zijne belangstelling in Nederland en Nederlands taal en letterkunde heeft doen blijken.
Waarheid en Droomen, door jonathan. Vierde, veelvermeerderde druk. f 2-: - De Waarheid en Droomen van jonathan zijn bekend; een onpartijdig beoordeelaar zal ze, naar den maatstaf van ons land, een tweeden druk wel waardig keuren; er is gevoel in, maar och ... ook zooveel ... ziekelijks; geen frissche humor! - Hoe dan een vierde druk? Zeker publiek weet wie jonathan is ... en ergo. Jammer dat de naam zooveel doet, jammer alleen niet voor de Uitgevers. Zij verdienen lof, behalve voor het vignet; er had waarlijk wel een steendrukje op kunnen overschieten. De vermeerderingen van dezen druk zijn, behalve een paar vaderlandsche stukken, schetsen, vroeger - ni fallor - in ‘de Nederlanders’ geplaatst. Deze laatste zijn niet van de minste. Maar zij komen vreemd bij de andere meditatiën van het boek in zijne eerste gedaante. 't Heeft nu iets tweeslachtigs. Maar alles is van jonathan ... Spreek nu niet van hildebrand! Die had nog wat anders achter de hand: de familie Kegge, vergeleken met de Koning gaat ten grave, de Koning komt, de Straatjongen en het Melkmeisje, wint het in allen deele. De Waarheid en Droomen doen vragen: och, hildebrand! is er niet nog wat in uwe portefeuille?... Maar jonathan is toch niet onverdienstelijk.
De beide Helden en de Oude van den Rhijn-Gravenstein. Een tafereel uit den Hervormingstijd in Duitschland. Vrij uit het Hoogduitsch gevolgd, door a. bosman. Ten voordeele van een noodlijdend Protestantsch huisgezin. Te Dordrecht, bij J.P. Revers. 1856. In gr. 8vo. IV en 71 bl. f :-50. - Eene historische, uit het Duitsch overgebragte Novelle. De ‘helden’ zijn frans von sickingen en ulrich von hutten. De ‘Oude van den Rhijn-Gravenstein’ (1. Rijngr.) is een gefin- | |
| |
geerd persoon, een oud edelman, die, door zijn verkeer met de Waldenzen tot beter inzigt van de beoefening des Christendoms gebragt, de beide helden wijst op het onchristelijke van de Hervorming door het zwaard, en wel het zwaard van den opstand, voort te planten. Zijne raadgevingen worden in den wind geslagen, maar de uitkomst bevestigt hare deugdelijkheid.
Men leest het verhaal met genoegen en verplaatst zich daarbij in den gewigtigsten tijd der nieuwere geschiedenis. De Schrijver of Omwerker had zijn idée zorgvuldiger kunnen uitvoeren, zijn stijl duidelijker mogen maken en de correctie aan naauwkeuriger oogen moeten toevertrouwen. Doch waar zijne Christelijke liefde niets voor zich-zelven vraagt, daar ontvalt den Recensent de pen en wordt hij slechts Referent. Protestantsche landgenooten! koopt het werkje: gij doet iets goeds; leest het: gij doet niets kwaads.
Wie iets schrijven wil, zonder juist te weten, waartoe en waarover, kiest den vormloozen vorm van ‘losse gedachten, bladen,’ ‘opmerkingen,’ enz. Onder vele dergelijke Potpourri's zijn de ‘Aanteekeningen op den tegenwoordigen tijd, of losse bladen, gewaaid uit het boek van desiderius erasmus, staande op de groote markt te Rotterdam: gevonden door een Commis-voyageur,’ te Amsterdam uitgegeven bij j.m.e. meijer, à f :-90, - niet van de onbeduidendste. - Heeft men het boekje gelezen, dan is men bezig gehouden; zelfs niet geheel zonder nut misschien. Maar men zal niet verder gekomen zijn, dan wanneer men met een aardigen prater, over verschillende, onzamenhangende onderwerpen, gekeuveld had. Want alleen de grilligheid van een gemeenzaam gesprek kan sprongen doen gelijk hier worden gewaagd, van ‘Ambassadeur’ op ‘Geschiedboeken in onzen tijd,’ - van ‘Restauratiën’ op ‘Protestantsche feesten,’ - van ‘Geld en Philantropie’ (de tweede h is ook verwaaid) op ‘Adel of geen adel, meester of geen meester’. - De verdere onderwerpen, die onder den naam van Hoofdstukken behandeld worden, zijn: ‘De stoffelijke en zedelijke vooruitgang, het hoogste en eenigste doelwit voor den mensch.’ Hoofdst. II. ‘De verscheidenheid en het nut der verschillende menschelijke bestemmingen.’ - Hoofdst. III. ‘Ontwikkeling van de algemeene vraag der ouders: waartoe moeten wij onze zonen opleiden?’ en Hoofdst. IV. ‘Welke vakken kunnen thans met een gewenscht gevolg beoefend worden?’
Men kan zien, de Schrijver is zoekende, en heeft zijne krachten en gedachten nog niet aan eenig bepaald vak gewijd. Overigens heeft hij met een redelijk goed geoefend oog, maar minder tevreden gemoed, zijne blikken geslagen in de groote werkplaats der menschen, die men wereld noemt. Zijn stijl heeft in vele opzigten iets zuivers, is echter alles behalve gesoigneerd en gelijkmatig, (misschien wel het gevolg van een goed geheugen bij eenige belezenheid). Gezette oefening zou hem, geloof ik, tot een goed stylist maken. - Kortom, - goede schuit- of spoorweglectuur voor Commis-voyageurs. |
|