der. Te Nieuwe Diep, bij C. Bakker. B.z. 1856. In gr. 8vo. 32 bl. f :-40.
Op den omslag van 't ons toegezonden exemplaar dezer Feestrede staat met inkt geschreven: ‘Aan de Redactie van de Vaderl. Letteroeffening,’ en wij bekennen gul, dat deze spel- en taalfouten (van wien ook afkomstig) ons bij den eersten opslag onaangenaam stemden. Ook de fouten in den titel en in de brochure (zie onder anderen bl. 19 van verschillende aard), gaven ons geen zeer hoog denkbeeld van de taalkennis des Schrijvers; en de wijdsche omhaal van woorden, aan den titel verspild, deed ons onwillekeurig denken aan het Fransche spreekwoord: ‘Beaucoup de bruit, et peu de besogne.’
Titel, opdragt en naschrift afgerekend, bevat het boekje 27 bl., die, volgens het gezegde op pag. 32, zijn zamengesteld met raadpleging (!!) van een aantal geschriften, tot welker aandachtige lezing iemand, die niets anders te doen heeft, eenige maanden zou moeten besteden. Wij achten dit bluffen geheel verkeerd, en mogen het niet goedkeuren, dat Onderwijzers der Jeugd charlatannerie gebruiken, om den schijn van belezenheid aan te nemen.
Doch gaan wij tot den inhoud over. Deze is ver beneden het middelmatige, en de versjes (rijmpjes?), er in gevlochten, zijn wezenlijke prullen.
Verbeeldt u verder, dat de Schrijver, op bl. 16, van de Schoolopzieners sprekende, nazegt: ‘de Schoolopzieners moeten met eene lantaarn gezocht worden!..’ - Zijn er dan in den noordelijken hoek van Noord-Holland geene te vinden?...
Van het goede en het slechte, in het schoolwezen aanwezig, gewagende, roept de Schrijver uit: (zie pag. 24) ‘terwijl ik mij tevens op mijne eigene ondervinding en die van u allen beroep, enz.’ - niet zuinig pedant!.. Immers een beschaafd mensch zegt wel: ‘Ik en mijn hond,’ maar nooit: ‘Ik en mijne ambtgenooten.’
Wanneer zulke geschriften op vereerenden aandrang (pag. 3) worden uitgegeven, ware het te wenschen, dat de aandringers nog zelven eens ter schole gingen. l.a.h.