1840 tot 1 November 1849. Te Deventer, bij A. ter Gunne. 1856. In gr. 8vo. XVI en 274 bl. f 2-90.
Thorbecke! De naam alleen is zeker geschikt om velen dit boek met graagte te doen opvatten, of het met afgrijzen van zich te doen stooten. Wij wenschen bij de beschouwing van een boek echter liever op den inhoud dan den titel te zien, en, zonder geloofsbelijdenissen te geven, waar ze niet gevraagd worden, verklaren wij ons evenmin voorstanders van het nieuwe omdat het nieuw, of van de vrijzinnige (?) partij omdat thorbecke haar hoofd is, evenmin als wij iets goed noemen omdat het oud, of van groen van prinsterer afkomstig is; maar wij reiken beide de hand, als mannen van kennis en moed, als kloeke aanvoerders, om wie zich velen verzamelen, en aan wie velen hun licht ontleenen; en daarom trekt het hier genoemde werk onze bijzondere aandacht.
De parlementaire loopbaan van den Schrijver na te gaan, is even zoo veel als alle politieke gebeurtenissen in ons Vaderland (ten minste wat de laatste jaren aangaat) te vermelden. De Heer thorbecke nam in alles wat den toestand onzes Vaderlands betrof, aandeel, en hij deed dit met eene bijzondere consequentie, en steunende op zijne groote kennis van het staatsregt. Het kan dus reeds uit dit oogpunt niet dan zeer belangrijk zijn, de Parlementaire Redevoeringen, door hem gehouden, te herlezen, omdat daarin de onderscheidene tijdperken, die ons staatsregt sedert 1840 doorliep, op eigenaardige wijze worden wedergegeven.
Ook op zich-zelve zijn de Redevoeringen uiterst merkwaardig. Waar de Heer thorbecke over wetenschappelijke onderwerpen spreekt, zijn wij zeker iets belangrijks te hooren; wij doen het ook hier, en zullen welligt nog meer wetenswaardigs medegedeeld of herinnerd vinden in de Redevoeringen van lateren tijd, een tijd die van grootere spanning spreekt, doch die tevens den Redenaar aan het hoofd van een Kabinet zal zien staan, dat zoo veel verrigtte, en zoo velen in bewondering bragt, of..... ongenoegen verwekte.
Wij kunnen het boek van zoo onderscheiden inhoud niet geheel doorloopen. Wilde men de gehouden Redevoeringen naar eisch beschouwen, men zou de geheele discussie, in welke zij gehouden zijn, moeten nagaan, en deze beschouwing