Waarlijk, die opdragt is een modèl, en behoort, naar onze meening, tot het schoonste dat er in het Nederduitsch bestaat.
Van der linden en meijer - twee namen, die bij ouderen van dagen, welke die mannen kenden en waardeerden, de treffendste herinneringen verlevendigen, en den jeugdigen regtsgeleerde in liefde voor de wetenschap en den praktischen werkkring des regts doen ontvlammen! Met bewondering rust het oog op de klassieke voortbrengselen van hunne studie en hunnen geest!
De bijzondere betrekking waarin de achtenswaardige Schrijver tot beide die hooggeschatte mannen stond, maakte hem bij uitnemendheid geschikt om ieder hunner een krans te vlechten, en die beide kransen aaneen te strengelen en zamen te verbinden, om alzoo de gedachtenis van deze beide ‘Priesters der geregtigheid’, die bij veel verschil van opleiding, vorming, oefening en levenswijze, toch ook gewigtige punten van overeenstemming hadden in werkzaamheid, oordeel, geestkracht en ervaring, gelijkelijk voor de nakomelingschap te bewaren.
Men vindt hier dan, na de opdragt, eene korte Inleiding, van bl. 1-4; het levensberigt van van der linden, bl. 5-46; benevens een vers en brief van bilderdijk, en een feestdronk van den S. op 1 Maart 1824 aan van der linden gewijd, als bijlagen, van bl. 47-54; vervolgens de levensschets van meijer, van bl. 55-102; eene autographie van beide mannen maakt den overgang tot het laatste gedeelte van dit werk: eene vergelijking tusschen van der linden en meijer, van bl. 103-115.
Het valt gemakkelijk te gissen, dat hier vele wetenswaardige bijzonderheden uit beider leven bijeenverzameld zijn, welke van elders minder bekend waren; dit is vooral het geval ten aanzien van van der linden; wiens nagedachtenis nimmer te voren een openlijk blijk van hulde gebragt was. In dat opzigt is dit geschrift dubbel merkwaardig.
De hooggewaardeerde grijsaard, die zijne herinneringen en aanteekeningen zoo zorgvuldig geraadpleegd en zoo schoon wedergegeven heeft, bragt tevens onwillekeurig, door de vereering der nagedachtenis van twee mannen, met welke hij een zoo waardig klaverblad uitmaakt, een hoeksteen aan tot