tooneel van wapenfeiten en heldendaden van Nederlanders; en het is dáárvan dat de Heer netscher zijnen lezers een fiks geschilderd tafereel voor oogen stelt. Uit de opgave zijner bronnen (Liste raisonnée des sources) blijkt ons, hoe hij niet alleen Nederlandsche, maar ook Fransche, Engelsche, en vooral Portugesche Schrijvers heeft geraadpleegd, en in de bewaarplaatsen van het Rijks Archief de schatten heeft nagespoord, welke aldaar zijn weggelegd en den onderzoeklievenden navorscher gereedelijk worden geopend. - Na die opgave volgt eene Chronologische tafel van de gebeurtenissen, in het werk ter sprake gebragt.
Het Eerste Hoofddeel, van 1500 tot 1621, behelst den oorsprong der kolonisatie in Brazilië en de togten der Hollanders naar Zuid-Amerika vóór de stichting der West-Indische Maatschappij.
Het Tweede Hoofddeel, van 1621 tot 1636, vangt aan met de oprigting der West-Indische Compagnie, op welke usselincx, die reeds in 1606 en 1607 had getracht de Staten van Holland en Zeeland tot het oprigten van zoodanige Maatschappij over te halen, veel invloed had. Daarop volgen de togten der Nederlanders naar Brazilië, en hunne heerschappij aldaar. - Na de roemrijke togten van willekens en pietheyn, en de kleine volkplanting aan de Wiapoke, is vooral belangrijk de togt in 1630, onder den Admiraal loncq en den Kolonel waardenburg. Op Olinda en het Recief waait de Nederlandsche vlag, en van nu af begint de Nederlandsche magt zich in Brazilië uit te breiden. Schkoppe, van ceulen, lichthardt en artichofsky worden naar verdienste vermeld. Op bl. 80 worden de ontzaggelijke uitrustingen van de West-Indische Maatschappij, gedurende de veertien jaren van 1623 tot en met 1636, en de groote nadeelen aan Spanje in dat tijdsverloop veroorzaakt, opgesomd. Maar, zoo als de geachte Schrijver (bl. 81) te regt aanmerkt: ‘La prospérité de la Compagnie reposait sur de fausses bases; tandis que ses relations avec la nouvelle Neêrlande, la Sénégambie et la côte de Guinée acquéraient chaque jour plus d'importance, le commerce avec le Brésil restait à peu près nul; tout l'avantage qu'on y remportait était le butin pris sur l'ennemi.’
Het Derde Hoofddeel, van 1636 tot 1644, behandelt het tijdvak waarin Graaf joan maurits van Nassau aan het hoofd