gebcurt, hoe hooger zijn roem geklommen was, des te meer stond hij bloot voor de wangunst der middelmatigheid. Weber was uiterst teêrgevoelig voor de aanvallen der kritiek, en, ofschoon hij zich het voorkomen gaf met zijne benijders te spotten, zag hij echter niet zonder eene geheime smart en diepe verontwaardiging zijne meerderheid als kunstenaar in twijfel getrokken. Elk schotschrift van den armzaligsten feuilletonist was voor hem eene foltering, en de steken der gemeenste litterarische wesp ontroofden hem zijne nachtrust. Hoe ligtgeraakt hij ondertusschen ook zijn mogt, was het hem toch eindelijk gelukt, de zwermen van onbeduidende vitters, wier onbekwaamheid, om muzikale kunstwerken met juistheid te beoordeelen, algemeen erkend was, te verachten. Nog slechts één criticus bleef voor hem een voorwerp van schrik. Dit was een zekere muller, die de theater-beoordeelingen in de Leipziger courant schreef. De uitspraken van dezen muller genoten een aanmerkelijk gezag, niet alleen onder de kunstkenners, maar ook onder de kunstoefenaars zelven. In meer dan één opzigt verdienden zij zulks ook, want de criticus muntte boven het meerendeel zijner ambtsbroeders op eene zeer gunstige wijs uit, zoo al niet in wellevendheid van vorm, dan toch door zijn talent als schrijver en de strekking zijner aanmerkingen over muzikale onderwerpen; maar nevens deze goede eigenschappen stond een zeer leelijk gebrek, dat den glans daarvan verdonkerde: Muller dreef nu en dan zijne gestrengheid tot volstrekte onregtvaardigheid; bijtend satyriek, schepte hij er vermaak in, de schitterendste namen onder zijne tijdgenooten als met de tanden vaneen te scheuren, en weber voelde bijzonder smartelijk de wonden der vergiftigde pijlen, welke hij op hem geschoten had, om de jaloezij van den een' of anderen naauwelijks bekenden componist te believen, die den bijval,
door den voortreffelijken maëstro gewonnen, niet verdragen kon.
Onophoudelijk door dezen onvermoeiden bezwalker van zijnen roem bestreden, zag weber geenen weg, om zijne aanvallen te ontkomen. Door middel der drukpers met gelijke wapenen tegen hem op te treden, was eenen kampstrijd te beginnen, die voor den grooten toonkunstenaar van geene vrucht kon zijn. Daarenboven zou zulks de erkentenis geweest zijn, dat hij zich gekwetst gevoelde. Het middel te bezigen, dat bij anderen onwederstaanbaar geweest zou