| |
Bloemendaal.
Reizen was, sedert het bestraten der oude, veelal moeijelijke of wel onbruikbare zand- of kleiwegen en de invoering van de dienst der diligences en snelwagens, bijzonder gemakkelijk geworden; maar, na het gebruikmaken van stoombooten en ijzerbanen, gedurende de laatste jaren, is het reizen nog meer aan de orde van den dag, en de inwoner van 's Gravenhage, die er weleer tegen opzag eenen togt naar Arnhem, Zwolle of Groningen te ondernemen, spreekt nu van een toertje naar Parijs, Heidelberg of Berlijn, met minder bezwaar, dan waarmede vroeger over eene reis naar Middelburg, Amsterdam of Alkmaar werd geredekaveld. Dat spoedig en gemakkelijk reizen heeft, wij erkennen zulks gaarne, meer dan ééne aangename en voordeelige zijde; en toch meenden wij wel eens op te merken, dat die spoed en dat gemakke- | |
| |
lijke den trek tot het bezoeken van het buitenland veel levendiger opwekte, dan dat daardoor de zucht, om het vaderland te leeren kennen, bijzonder werd gaande gemaakt. Het zou ons leed doen, wanneer deze onze meening door de ervaring mogt bevestigd worden; want, in waarheid, het natuurschoon, hetwelk zich in Nederland ter beschouwing en bewondering aanbiedt, verdient niet, dat hetzelve met eene zekere minachting worde voorbijgezien, omdat Saksen, Zwitserland of Italië ons grootscher en verbazingwekkerder natuurtooneelen kunnen aanwijzen. De luister der schepping moge op de Alpen, de Apennijnen en Pyreneën met eenen verblindenden luister, schitteren, in Nederland straalt die luister met een koesterend en weldadig licht, en moge ook het Schotsche Hoogland den geest verheffen, het
wordt ons wèl om het hart, wanneer de heuvelen, die het bekoorlijk gelegen Arnhem omringen, ons de lagchendste vergezigten te genieten geven.
Ook het oude Holland, het anders zoo moerassig en waterrijk Holland, is door de Natuur, bij het ten toon spreiden harer schoonheden, niet stiefmoederlijk behandeld. Hiervan wilden wij, in dit opstel, eene proeve leveren, bij eene nadere beschouwing van het dorp Bloemendaal, nabij Haarlem gelegen, en met Overveen en den Vogelenzang ééne Gemeente uitmakende.
Weinige dorpen zijn aangenamer en vrolijker gelegen. Zondert men den overtogt van Spaarndam of Amsterdam naar het voormalig Westvriesland uit, dan is de toegang van de landzijde naar genoemd gewest slechts langs twee wegen te verkrijgen. De eerste loopt van Haarlem langs Schoten en de Zandpoort; de tweede van genoemde stad door Overveen en Bloemendaal, om zich, aan de Zandpoort, aan den Noord-Hollandschen straatweg op Alkmaar aan te sluiten. Dat Overveen en Bloemendaal hierdoor een levendig aanzien verkrijgen, valt van zelf in het oog. Dit levendige wordt nog vermeerderd, vermits de bewoners van Haarlem en van het groot aantal buitenverblijven, ten Zuiden en Zuidwesten van genoemde stad gelegen, een rij- of wandeltoer over Overveen en Bloemendaal onder de aangenaamste uitspanningen tellen, waartoe het terrein aanleiding geeft.
En, in waarheid, zulk een rij- of wandeltoer is voor hem, die haar meermalen deed, altijd bekoorlijk, en voor hem, die haar voor de eerste maal onderneemt, inderdaad verras- | |
| |
send. Verlaat men de stad aan derzelver Westzijde, het zij langs den Zijlweg, of de dusgenoemde Kleverlaan, welke echter met niet één boom beplant is en, uit dien hoofde, de laatste lettergreep van haren naam te onregt draagt, dan schijnt het aanvankelijk als had men zich voor eene moeijelijke duinwandeling op weg begeven. Naauwkeuriger toeziende en voortgaande, ontwaart men, aan den voet der duinen, opgaand geboomte, en ter regterzijde eene boschrijke streek, waarboven de torenspits der Bloemendaalsche kerk zich verheft. Verspreide woningen en buitenverblijven worden zigtbaar; maar, terwijl men vooruitgaat en de duinmassa's zich schijnbaar vergrooten, is er niets, dat ons aanleiding geeft, hooge gedachten te koesteren omtrent de schoonheid van het oord, waarheen men den voetstap wendt. Na een klein half uur wandelens heeft men het dorp Overveen bereikt, en nu verandert het tooneel plotseling. Onmerkbaar heeft de begane weg ons hooger gevoerd, en terwijl deze zich, op eens, Noordoostwaarts wendt, ziet men, over de lager gelegene weiden, het aloude Haarlem, met hare kerken en torens, zich verheffende boven het statig geboomte, dat hare vesten kroont.
Wij hebben geenszins ten oogmerk, eene zoogenaamde plaatsof dorpsbeschrijving te leveren. Wie zich met de juiste ligging van wegen en vaarten, gebouwen en bouwvallen, huizen en buitenverblijven mogt wenschen bekend te maken, kan zich daartoe van genoeg bekende en zeer naauwkeurig vervaardigde kaarten bedienen. Wij zullen ons slechts tot enkele schoone natuurtooneelen bepalen, waaruit het bekoorlijke van Bloemendaal en deszelfs omtrek, althans eenigzins, kan aanschouwd worden.
Alvorens ons echter derwaarts te begeven, ondernemen wij eene duinwandeling, die ons, door den overvloedigen regen van gisteren, niet bijzonder moeijelijk zal vallen. Slaan wij, te dien einde, gindschen zijweg, langs het aangenaam gelegene Belvedère, in, die ons midden door de welige beplanting van dit buitengoed, kronkelende en op en neder gaande, naar het barre duin zal voeren. De duinweg biedt wel het gemak van den straatweg niet aan; en toch, wanneer de Amsterdammer, die van de buitensingels der Hoofdstad niets dan vlak gelegen land ontwaart, door het ongewoon gezigt der duinen verrast wordt, dan is het hem niet onwelkom, langs en over hunne toppen rond te dwalen.
| |
| |
‘Maar wat zien wij daar ginds, tusschen de ruimte dier twee van elkander wijkende heuvels? Heeft men hier de duinen beplant?’ Zoo is het; en wij wilden u naar die beplanting, Middenduin geheeten, heenvoeren. Het ligt in eene vallei, op verschillende afstanden door meer of minder hooge zandhoogten als ingesloten. Zie! wij zijn er, en genieten reeds onder het lommer van het opgaand geboomte eene verfrisschende koelte. Wij denken hier aan geene duinen of duintoppen meer, en de zandwoestijn is vergeten. Hoe kalm en rustig is het hier, als bevond men zich aan een van de einden der aarde, afgescheiden van het maatschappelijk leven, het gewoel der steden en de hartstogten der menschen! Hier zou een kluizenaar met verwondering van u kunnen hooren, dat napoleon Moskou had ingenomen en op St. Helena gestorven was; want de landlieden, daar, in die woningen, zullen hem dit nieuws wel niet hebben medegedeeld. Men hoort hier slechts in de stilte, het gebas van een' hond, het gezang van den nachtegaal of het schot van een' jager, maar geen beurs-, staats- of kerknieuws. Hebt gij eens, door de ongunst des tijds of de onaangenaamheden van het bedrijvig leven, behoefte aan rust; wilt gij eens met uzelven, met de natuur en uwen Schepper alleen zijn, begeef u dan naar Middenduin; zet u, in een dennen- of berkenboschje, neder, en geniet, wat de heerlijke schepping te genieten geeft, dan zult gij verkwikt en gesterkt, bemoedigd en getroost van daar wederkeeren!
Ook wij begeven ons op den terugtogt en verlaten dit eenzaam gelegen oord. Regts en links en achter ons verdwijnen de woeste duintoppen, en wij naderen de bebouwde en bewoonde streken. ‘Hoe snel en steil loopt de weg hier afwaarts! en - is het schijn of wezen - blinkt dáár het zonlicht op water, in eene dorre zandzee?’ Het is zoo; wij zijn den dusgenoemden Kolk genaderd, waarin zich het heldere duinwater, gedurende winter en zomer, dag en nacht, uit duizende kleine openingen en spranken verzamelt. Welig geboomte omkranst hier de groenende weide en den waterrijken vliet, die tot Haarlem voortkronkelt, en ons de woestheid der barre zeeduinen doet vergeten.
Zijn wij nu niet langs een' verheven en bekoorlijken weg naar Bloemendaal opgewandeld? Wij willen ons al aanstonds
| |
| |
in het schoone bosch begeven. Het is u gedurig als wandeldet gij hier op het terrein van een, u of een ander toekomend, welonderhouden buitenverblijf. Dennen en sparren, beuken en eiken, esschen en eschdorens beschaduwen uw pad; en wilt gij eenige rust nemen, plaats u dan aan den boord van dien waterkom, die door welig geboomte is omgeven. Wanneer, bij eenen helderen avondstond, de maan achter die donkere sparren verrijst, en haar beeld zich op de onberoerde watervlakte afspiegelt, en in gindsche populieren de kwartel zijn avondlied kweelt, of de vink zich in het lage hakhout doet hooren, dan gevoelt gij, wel is waar, de ontzetting niet, die u bij het aanstaren van den waterval van Schafhausen overweldigde, maar eene zachte, kalme, het gemoed verteederende aandoening gevoelt gij in uwe borst, en het wordt u warm om het harte; want liefelijk is hier de aanblik der schoone Natuur.
En waar bevindt gij u hier? Is het in het land, waar de wijnstok wast of de citroenen bloeijen? Neen, op weinige uren gaans afstands van het moerassig Amstelland en het waterrijk Amsterdam; en zoo digt bij de plek, waar het geboomte zeldzaam zijnen vollen wasdom verkrijgt, kunt gij den felsten zomerbrand, onder de schaduw van breedgetakte linden en statige kastanjes, trotseren!
Begeert gij de Natuur meer woest en ongehavend te aanschouwen? Op eenen niet ver verwijderden afstand, biedt de dusgenoemde Schaapskooi de gelegenheid hiertoe ruimschoots aan. Op een' ongelijken grond, nu rijzende dan weder dalende, wachten u afwisselende tooneelen. Van gindsche hoogte gezien, liggen de woningen en bleekerijen der Jan-Gijzen-vaart vreedzaam aan uwe voeten. Gij ziet en gevoelt, dat gij u in Holland bevindt; maar op eenen slechts geringen afstand zult gij wanen, in één oogenblik, in het heuvelachtig Gelderland te zijn overgevoerd. Aan den zoom van een dennenbosch staart uw oog op geboomten en boomgroepen, op hoogten en laagten, en verder op eene duinreeks, van achter de bosschen statig zich verheffende. Ginds, boven het geboomte uitstekende, ziet gij een gedeelte der ruïne van het Huis te Brederode, dat merkwaardig gedenkteeken van de lotwisselingen van een weleer magtig en te regt vereerd en beroemd geslacht. Uwe gedachten en gewaarwordingen bepalen zich tot de verloopene eeuwen, tot de dagen van het verbond der Edelen en den
| |
| |
reuzenstrijd tegen alva. Maar de vallende avond noopt u tot het afbreken uwer vaderlandsche bespiegelingen en tot het voortzetten der wandeling. Aan de zijde van uwen weg wassen honderden van duinrozen tusschen het veelkleurig mos, en verspreidt de nachtviool hare geuren. Roerend is de stilte, aandoenlijk de eenzaamheid; want de uitgebreidheid der u omringende natuurtooneelen laat u in het onzekere, wie zij zijn, die, voor uw oog verborgen, ginds en daar omdolen, om, even als gij, het schoone der Natuur op te merken en te genieten.
Het is zoo, die Natuur is hier ongehavend en woest; maar in dat woeste en ongehavende ziet gij een van die karaktertrekken, die zij somtijds vertoont en waarbij wij hare rijke verscheidenheid kunnen opmerken. Door felle stormen uit het Noorden of Westen gezweept, worstelden eenige dennen, afzonderlijk of in kleine groepen geplaatst, sedert jaren, met de ongenade van herfst en winter. Krom gebogen staan zij daar, met wild dooreengegroeide takken, gelijk woeste reuzen, die een' ongelijken strijd, met grimmig volharden, hebben weten te rekken en toch eens zullen moeten bezwijken; of liever als spoken, die een' eenzamen wandelaar het ergste dreigen. Zijt ge eenigzins vreesachtig van aard en is uwe verbeelding niet vrij van opgewondenheid, sla dan dien weg niet in; want op dien spookachtigen den zit een uil te krassen, terwijl de vledermuis er in het ronde vliegt. En dat zijn kwade voorbeduidsels!.... Altijd voor hem, die aan zulke dingen geloof hecht.
Maar wij zijn alle gevaar te boven, en de minder woeste streken der Schaapskooi genaderd. Reeds hoort gij het gebas van den hond, die voor de woning van den jager de wacht houdt; en zie, hoe bekoorlijk ligt daar dat graanveld, in het ronde omgeven van sparren en eiken, berken en meidorens. Langzaam beginnen wij Bloemendaal te naderen, en wandelen wij, langs den straatweg, het geboomte van Aalbertsberg en Wilthoef voorbij. Hoe schilderachtig liggen daar die arbeiderswoningen, onder populier en abeel verscholen; hoe vreedzaam rusten daar die runderen in het klaverrijk weiland; hoe kalm kronkelt daar de duinbeek door het land; hoe uitgebreid en toch hier en daar afgebroken is het uitzigt op de kerk van St. Bavo, dat sieraad van koster's stad; ja, hoe schoon is dat alles, dat heerlijk Natuurpanorama, door het maanlicht zacht omschenen!
| |
| |
Nederig verschuilt zich de kerk der Hervormden achter hoogopgaande ijpenboomen, en vriendelijk is het dorpje, groepswijs aan den straatweg gelegen. Hier verbergt zich het eenvoudige optrekje onder lommerrijke linden, en ginds vertoont het prachtig opgetrokken buitenverblijf den rijkdom en den smaak van deszelfs bewoner. Planten en heesters en duizenden van bloemen, met eene kwistige hand overal verspreid, doen den wandelaar opmerken, dat men niet zonder grond den alouden naam van dit dorpje, weleer Aelbertsberg geheeten, met dien van Bloemendaal verwisseld heeft.
Hoe heerlijk vertoont zich de schoone streek, wanneer de lente het jeugdig groen der bosschen met hare koesterende hand begint te ontplooijen en het vrolijk vogelenkoor in deze verrukkelijke dreven hoogtijd houdt! Gelukkig, driewerf gelukkig is hij, die alsdan, met een opgeruimd hart en een voor het genot der schoone Natuur vatbaar gemoed, het voorregt mag genieten, in deze bekoorlijke oorden zich te verpoozen van de bemoeijingen en zorgen des levens! Waar hij zijne schreden moge rigten, en het zij hij zich in een grooter of kleiner kring bewege, overal zal het reinste genot hem vergezellen; elke dag hem nieuwe genoegens doen smaken!
Maar er bevindt zich in den omtrek der bevallige streek een plekje, boven alle beschrijving bekoorlijk, te weten: het landgoed, onder den naam van Duin-en-Daal bekend. Wij willen onze Lezers derwaarts vergezellen. Dit buitenverblijf is, van de Noordwest- tot aan de Zuidzijde, door buitengewoon hooge duinmassa's omgeven, waartegen aan de de landzijde de schoonste beplantingen en wandeldreven terraswijze zijn aangelegd. Aan den voet der duinen ontspruit een groote overvloed van helder water, hetwelk, in bevallige kronkelingen, de lagere gedeelten van deze bezitting bespoelt. Hier heeft de kunst, gedurende een groot getal van jaren, met de dorheid van den grond en nog veel meer met de ongenade van winden en stormen moeten kampen, en elken voet gronds, niet dan met taai geduld en eene ijzeren volharding, aan de barre zeeduinen ontwoekerd. Aan de Westzijde is die kamp schier geheel volstreden, en aan den Zuidkant wordt zij, ondanks velerlei nederlagen, moedig voortgezet. Verreweg het grootste gedeelte van dit landgoed levert eene verscheidenheid van toopeelen, die boven
| |
| |
alle beschrijving schoon mogen genoemd worden. Hier bevindt men zich op plekken, die aan eene gewone Hollandsche buitenplaats doen denken; maar slechts vijftig schreden verder ontwaart men het zich verheffend duinämphitheater, met duizenden van boomstammen gekroond. Ginds vloeit de duinstroom aan onzen voet en bespoelt de groene weide, waarin de runderen grazen; en zestig of tachtig voeten hooger voeren, in het duinzand aangelegde, trappen naar een pad, van waar men de toppen van beuken en sparren beneden zich ziet schommelen op den adem van het Zuiderkoeltje. Naarmate men hooger stijgt, in die mate worden de vergezigten grootscher en winnen in uitgebreidheid. Allengskens naderen wij den rug der statige Blinkerts, op een van wier toppen de eigenaar eene rustplaats gebouwd heeft. Hier, en op eene iets verder gelegene hoogte, is het uitzigt boven alle beschrijving bekoorlijk. Aan onze voeten ligt het lagchend landgoed met zijne hoogten en laagten, zijne weiden en bosschen, zijnen duinstroom en zijne wandeldreven. De omtrek van Bloemendaal en Overveen ligt op den tweeden grond, en daar achter Kennemerland met zijnen kronkelenden Spaarnestroom. Zuidwaarts rust de blik op het Haarlemmermeer, Oostwaarts staren wij op het IJ, en Noordelijker op het laag gelegen Noord-Holland; vóór ons liggen de torens van Amsterdam; regts zijn die van Leyden, links die van Alkmaar te aanschouwen. De stad van kenau en van ripperda ligt in de nabijheid, te midden van hare bekoorlijke dreven, en ten Noorden rust het oog op de bosschen, die zich tot aan de Zandpoort en het verder gelegene Velzen en Beverwijk uitbreiden. Die witte streep vóór ons is de reeds
genoemde Kleverlaan, met den kleinen bouwval van het Huis te Kleef, bij het beleg der Spanjaarden de plaats, waar toledo zijn hoofdkwartier gevestigd had.
Thans keeren wij aan het verrukkend vergezigt den rug toe, om naar het Noord- en Zuidwesten den blik te wenden. Welk een geheel ander tooneel aanschouwen wij daar! Wat al duinen, duintoppen en duinvalleijen! schilderachtig heffen zich, uit de laatstgenoemden, berkenboschjes omhoog, waar de patrijs gewoon is te nestelen; teekenachtig kronkelen zich, langs helm- en mosplant, de paden, die de eenzame jager in den herfst bewandelt. Ter linkerzijde rust de blik op den van ouds vermaarden Blinkert en, meer voorwaarts, op den kerktoren van Zandvoort en het zich hoog- | |
| |
verheffend Badhuis aldaar, en nog verder wordt de gezigteinder door den Noordervloed begrensd. Het is een plegtig en aandoenlijk schouwspel, wanneer de zon, aan den onbewolkten hemel, ter Westerkimme dalende, schijnbaar in de onmetelijke baren wegzinkt en wij het laatste lichtende stipje van hare gouden schijf zien verdwijnen! Schoon en heerlijk, wanneer zij, alvorens haren dagloop geheel te voleindigen, het vlak der zee van hare schitterende glansen blinken doet! Zielverheffend, daarbij aan Hem te denken, die dat schoone licht, bij het aanbreken van den volgenden morgen, op den wenk van zijn Alvermogen, aan de Oosterkimmen weder zal doen verrijzen!
Het is zoo, wij bevinden ons hier niet op de duizelingwekkende hoogten der Alpen, duizenden voeten verheven boven de oppervlakte der zee. Maar, terwijl, op de bergen van Zwitserland en Savoye, de verbazende afstand van de oppervlakte der aarde de verschillende verafgelegene voorwerpen voor ons oog noodwendig verkleinen moet, wordt onze ziel slechts door het algemeene begrip van ruimte en uitgebreidheid getroffen. Hier, integendeel, is het visschersvaartuig, dobberende op den Noordervloed, even duidelijk te bespeuren, als de wieken van den kleinen molen, die zich boven het geboomte van den Aardenhout verheft; en het is dit bijzondere, dit juiste en naauwkeurige, dat ons door dit panorama wordt aangeboden, hetwelk ons, met innig welgevallen, aan de bekoorlijke plek geketend houdt.
Er ligt iets kleins en kinderachtigs in het plaatsen van namen of naamletters op de stammen van boomen en op de glazen of muren van eenig gebouw; maar het is zeer begrijpelijk, dat de bezoeker van Duin-en-Daal op de wanden der hoog gelegene rustplaats eenig blijk zijner tegenwoordigheid begeert achter te laten. Menigeen vergenoegt zich niet met het eenvoudig nederschrijven van naam of naameijfer, maar legt, in eenige regels, in dicht of ondicht, de erkentelijke getuigenis af van het genoegen, dat door hem op dit schoone plekje van Gods schoone aarde is gesmaakt.
Wij zouden de geschetste tafereelen nog met andere kunnen vermeerderen; maar de geleverde schetsen, zoo getrouw mogelijk naar de Natuur gekopiëerd, zullen voldoende zijn, om onze Lezers met het natuurschoon van het bevallig gelegen Bloemendaal en deszelfs bekoorlijken omtrek bekend te maken. De gansche duinstreek van den Vogelenzang tot aan
| |
| |
de Zandpoort en Velzen is, als 't ware, één lusttuin, waarin avond of morgen, door het liefelijk afwisselen van licht en schaduw, bij elken tred, de meest mogelijke verscheidenheid van tooneelen aanbiedt; tooneelen, die de majesteit der Natuur en het grootsch verhevene der schepping in hooge berglanden wel niet kunnen evenaren, maar die, door het bevallige en streelende, dat zij ons aanbieden, geest en hart aangenaam aandoen en verrukken, en het gemoed tot dankbare bewondering stemmen van de grootheid, de wijsheid en de liefde Gods, die zich in Zijne gadelooze werken heerlijk wilde openbaren; tooneelen, eindelijk, wier schoonheid ons den voorsmaak geeft van hetgeen eene verheerlijkte aarde wezen zal, wanneer de tegenwoordige eenmaal zal zijn voorbijgegaan! |
|