bleef op de aanklagte zijner vrouw geen antwoord schuldig; hij argumenteerde ten behoeve zijner liefhebberij uit den Bijbel, citeerde noach als zijn voorbeeld, en roemde de heerlijke eigenschappen en krachten van den wijn met alle mogelijke dronkenmanswelsprekendheid; maar van dit alles wilde de vrouw niets weten.
‘Drinken en eeuwig drinken!’ riep zij, ‘en dat in een' tijd nu men ons laatste stuk goed verkoopen wil, omdat wij de belastingen niet betalen kunnen!’
‘Wel daarom juist drink ik, mijn bekje!’ hernam de onverbeterbare zuiplap. ‘In een' tijd als den tegenwoordigen zou het gekheid zijn te sparen. Beter dat ik mijn goed opslik, dan de ontvanger-generaal.
Bij deze uitdrukking keerden zich alle oogen naar den Koning, wien de verdedigingslogica van den beschuldigde zeer scheen te verlustigen.
‘En daarom,’ ging de ijverige Bacchus-dienaar in zijne thans gewekte geestdrift voort, ‘wil ik nu nog eens zoo druk pooijen als ooit te voren. Dat laat ik mij,’ dus stamelde hij, terwijl hij met knikkende knieën tegen den muur ging staan leunen, ‘dat laat ik mij door geen' Koning ontnemen! Kom, haal mij een kruik vol, en dat op het oogenblik!’
Met deze woorden schoof hij zijne vrouw naar de deur, terwijl hij haar met de vleijendste liefdenaampjes van mijn hartje, mijn schatje, mijne uitverkorene enz. betitelde.
Zoo als zij den drempel wilde overschrijden, traden een belastinggaarder met twee deurwaarders binnen, om de bedreigde executie te volvoeren.
‘Achter het net gevischt, heeren; gij komt te laat,’ riep hun de half beschonkene toe. ‘Je ambtsbroeders zouden al lang hier opgeruimd hebben, wanneer er nog wat op te ruimen geweest was.’
‘Daar staat toch nog een koffer, daar de vrouw op zit,’ riep de beambte.
‘Wat, moet de leêge kist ook nog weg?’ riep de arme vrouw. ‘Dan zal ik wel plat op den grond moeten gaan zitten.’
De gaarder, wanende dat dingen van waarde in den koffer verborgen waren, gaf aan de bij hem zijnde bevel zich daarvan meester te maken. Man en vrouw stelden zich te weer; er ontstond krakeel en een kluchtig worstelgevecht. Einde-