zend rood, groot en prachtig. De inboorlingen hebben een' heiligen eerbied voor deze boomen; niemand waagt het, dezelve aan te raken, veel min eene bloem af te plukken. Volgens oude overlevering, zijn zij door den God der heuvelen geplant, wanneer buddha de aarde verliet en van dezen berg henentoog. Mag men het gewone zeggen gelooven, dan vindt men die boomen nergens anders, dan op het eiland Ceilon. Het spoor van buddha's voeten is op eene rots, bijkans in het middelpunt van den bemuurden grond; doch de overeenkomst met menschelijke voetstappen is inderdaad zeer onvolkomen. Het is eene langwerpige figuur, 5 voeten en 4 duimen lang en 2 voeten 7 duimen breed, aan de
breedste zijde der teenen. Deze teenen zijn 5 in getal, en allen even lang. Dit geheele spoor is omgeven door een' koperen rand, met eenige slechte edelgesteenten versierd, meestal bergkristal en robijnen, of bergkristal met een ondergelegd foelisel, om daaraan het aanzien van edelgesteenten te geven. Het heiligdom wordt bedekt door eene kleine houten woning, welke ten tijde des pelgrimsbezoeks met bloemen en vlaggen versierd wordt.
Het heilig spoor van den voet, waaraan deze berg zijn aanzien bij de inboorlingen te danken heeft, is hoogst waarschijnlijk voor het grootste gedeelte menschenwerk. De ruimte vooral tusschen de teenen, welke oogenschijnlijk van dezelfde stof als de rots is, bestaat uit een mengsel van kalk en zand. De groote godsdienstijver der inboorlingen blijkt uit het verbazend aantal van pelgrims, die dezen steilen berg jaarlijks beklimmen. Hun getal bedraagt vele duizenden van alle rangen en standen, vrouwen en mannen, jong en oud, tot zelfs het kind, welk de vader op den rug draagt, en ook den zilverharigen wankelenden grijsaard, die zonder hulp niet kan nederdalen. De offergaven bestaan in vruchten des lands. De pelgrims bidden eerst voor hunne maagschap, dan voor het heiligdom, en eindelijk voor zichzelven. Bij de terugreis heeft een aandoenlijk tooneel plaats. Men deelt onder elkander het Betel-blad, als teeken van vrede. De vrouwen betuigen met diepe buigingen haren eerbied en liefde voor hare mannen, de kinderen voor hunne ouders en de vrienden voor hunne vrienden. Alzoo worden de banden der verwantschap bevestigd, de vriendschap versterkt en vijanden verzoend. Eindelijk spreekt de priester