| |
| |
| |
B. Appert.
Verzet de baak! 't getij is aan 't verloopen;
Waar deining was, is alles doodsch en stil;
De kans verkeerde; er is niets meer te hopen
Voor Pentonville of Cherry-Hill.
Een heldre glans wordt van Berlijn vernomen,
Zacht stralende, als het licht van de avondstar.
Het duister wijkt; verdwenen zijn de droomen
Van crawford, julius, beaumont en suringar.
Oud-Neêrland ziet, 't is waar, die wondre glansen
Nog onbestemd; zij flikkren slechts van ver;
Maar spoedig stijgt, aan onbewolkte transen,
De onwelkbre glorie van appert.
Knielt! buigt u neêr, verbeteraren
Van 't misdrijf, voor het licht, dat hij ontstak!
Vereert de zon, die alles op zal klaren;
Erkent en leert wat u ontbrak!
Naar Zondagsboek, Bezoeken of Traktaten
Zij, van dit uur, bij niemand meer de vraag!
Het goed te doen en 't kwade na te laten
Worde elk geleerd door bies, kasket of kraag!
De booswicht wordt door donker-groen beteugeld;
Het donker-blaauw geeft hem een' betren aard;
Daar hemelsch-blaauw het kwaaddoen overvleugelt,
En 't lichte-groen der driften storm bedaart.
Een roode kraag kan 't zwartste misdrijf weren;
Het karmozijn kalmeert het bruisend bloed;
En blaauw met wit kan zelfs den sluwsten dief bekeeren,
En hij wordt vroom en goed.
De blaauwe buis en 't blaauw kasket daarneven,
Zorgvuldig met een witte bies bezet,
Kan moordenaars tot goeddoen krachten geven,
Den sluiker eerbied voor de wet.
Het woordje Hoop, dat we op een' knoop aanschouwen,
Of 't opschrift; goed gedrag, 't welk alles in zich sluit,
| |
| |
Verkrijgen hooger zin, door 't onbeperkt vertrouwen:
Het heden wischt 't verleden misdrijf uit!
Gewis, appert! gij zult den prijs behalen;
Getuige, in elke zaal, daarvan het eerebord!
Getuig' de lofspraak der journalen!
Daarbij schiet mijn gezang te kort.
Leef, solon! leef en blijf uw' roem bewaren!
U zij de krans vereerd, gevlochten voor uw kruin!
En storte, op uw bevel, na weinig jaren,
Hier Cherry-Hill, ginds Pentonville in puin!
Het zal elken lezer, zelfs bij eene vlugtige inzage van dit dichtstukje, duidelijk zijn, dat het met den lof, hier aan den Heer appert en zijne plannen ter verbetering van misdadigers toegezwaaid, niet ernstig kan gemeend zijn. Maar het is gewis mijne schuld niet, wanneer in het Gevangenisstelsel, hetwelk de sierlijk en vleijend sprekende Franschman, in zijn te Berlijn uitgegeven werk: Reis door Pruissen, ontwikkelde, meer stof tot ironie, dan grond tot eene ernstige wederlegging wordt gevonden; en voorzeker heeft de man het alleen aan zichzelven te wijten, wanneer een ieder, die weet wie en wat gevangenen zijn, over zijne Don Quichotterie glimlacht en medelijdend de schouders ophaalt.
Sedert de jongstverloopene jaren werd de vermeerdering van de bevolking der gevangenissen, zoowel in als buiten Europa, een onrustbarend verschijnsel, en waren Vorsten en Wetgevers, Staatsmannen en Philantropen er ernstig op bedacht, om middelen te vinden tot stuiting van het hand over hand toenemend kwaad. Het mangelde niet aan theoriën en proefnemingen; maar het ontbrak ook niet aan mislukkingen. Het primitieve stelsel van eenzame opsluiting werd verworpen, als geheel strijdig met den aard en de behoeften der menschelijke natuur; dat van Auburn toonde zijne twee zwakke zijden, in het onmogelijke, om een gedwongen stilzwijgen te bewaren, en het onmenschelijke zijner zweepslagen, waarmede dat zwijgen ieder oogenblik moet worden gehandhaafd; dat van Lausanne droeg wrange vruchten, omdat men, in één en hetzelfde gesticht, twee stelsels wilde vereenigen, die zich niet vereenigen kunnen; terwijl dat van eene zedelijke klassificatie der veroordeelden schipbreuk leed,
| |
| |
omdat het den mensch niet gegeven is, het hart van den evenmensch te kennen en te doorgronden.
Intusschen poogde men, vóór meer dan twintig jaren, te Glasgow, in Schotland, en, vóór meer dan zestien jaren, te Philadelphia, in den Noord-Amerikaanschen Staat Pennsylvanië, het stelsel van afgezonderde opsluiting toe te passen; dan, naar mate hetzelve in en buiten Europa navolgers vond, ontbrak het niet aan bestrijders, wier gronden van bezwaar, in zoo verre namelijk deze met gemoedelijkheid en ter goeder trouwe worden voorgedragen, eene ernstige overweging, naauwkeurig onderzoek en eene onbevooroordeelde wederlegging allezins waardig geacht mogen worden; want ook daar, waar die bezwaren, bij een behoedzaam wikken en wegen, te ligt worden bevonden, dragen zij den schijn van goed gehalte, niet zelden, met zich.
Maar hoe geheel anders is het gesteld met den aanval, dien de Heer appert goedvond tegen het stelsel van afzondering te rigten! Even als de bekende dolende Ridder, ziet hij windmolens voor reuzen aan, en hij verwart de eenzame opsluiting, van weleer, met het stelsel van afzondering, zoo als dit thans wordt verstaan en begrepen, als ware hij een onkundige, die nimmer een oog op het geschiedboek van het gevangeniswezen had geslagen. Ter zake van die onvergeeflijke onkunde bij een' man, die zich zoo veel airs geeft, zou hij veeleer ons medelijden dan onze bespotting verdienen, indien hij zichzelven niet bespottelijk gemaakt had door het voordragen van een stelsel, hetwelk ik, in de vorenstaande regels, met de roede der satire gemeend heb te moeten tuchtigen.
Elk der opgenoemde stelsels maakt een bestanddeel van zijne, als uit de lucht gegrepene, theorie uit; eene theorie, die hij op tweehonderd van de meest verdorvene boosdoeners, in één etablissement vereenigd, wil toepassen. Wij noemen dit onbezonnen en dwaas; maar, voor zoo verre de Schrijver volgt, waar anderen voorgingen, en slechts daarin van zijne voorgangers afwijkt, dat hetgeen zij ieder afzonderlijk, als middel tot herstel, voorschrijven, door hem vereenigd wordt aangeprezen, zou hij op onze bedaarde teregtwijzing aanspraak kunnen maken. De Schrijver wil echter eigendommelijk - hij wil genialisch wezen, en daarbij vertoont hij zich in al zijne naaktheid en bespottelijkheid. Neen, het stelsel van eenzame opsluiting, verbonden aan dat van
| |
| |
Auburn, versterkt door dat van Lausanne, geschraagd door eene zedelijke klassificatie in tien afdeelingen, is den solon van onzen tijd niet genoeg! Zijn stelsel moet een Duitsch stelsel - het moet dat van appert heeten! Daartoe dient de verschillende montering voor elk der tien klassen, waarvan ik de meeste in het gedicht heb genoemd; daartoe dienen die knoopen met loffelijke opschriften, voor de vier eerste klassen; de kasket, met wit garneersel, voor de allereerste; daartoe strekken de, in het versje niet genoemde, muzijklessen en gymnastische oefeningen, die, voor de leden der vier eerste klassen, de genoegens van het gevangenisleven zullen helpen verhoogen!
Gij gelooft mij niet, geëerde Lezers! en het baart mij geene bevreemding. Welnu, sla de Reis door Pruissen op; en wanneer gij de walgelijke vleijerijen, waarmede de welsprekende Franschman den Pruissischen Monarch voor zich tracht te winnen, zijt doorgeworsteld, zult gij, op bl. 363 e.v., letterlijk vinden, wat ik zoo aanstonds vermeld heb.
Dan er is nog meer, ten bewijze, dat ik, ten aanzien van dezen delinquent, gratie boven rigueur van Justitie geprefereerd heb. Luistert! wanneer, en dit kan niet lang uitblijven! al de tweehonderd boosdoeners het stelsel van appert de kroon zullen hebben opgezet, en, door list, geveinsdheid en huichelarij, zich eene plaats in de eerste klasse zullen bezorgd hebben; wanneer wij niets anders zien zullen dan blaauwe buizen met witte kraag en opslagen, en overal de blaauwe kasket met witte bies beleefd voor ons wordt geligt, dan mogen die goede luidjes, in de nabijheid van het wonderdoend Etablissement, huisjes bouwen, en vrouw en kinderen laten overkomen, om er de genoegens van den echtenstaat en het huiselijk leven te smaken!!! Zouden zulke privilegiën, prerogatieven en regten den braven, onbesprokenen en eerlijken, maar doodarmen Pruis ook tot het besluit kunnen brengen, om eenen aanslag tegen de veiligheid van personen en eigendommen te wagen, ten einde later te profiteren van de milde gunsten, die de Heer appert aan zijne kweekelingen verzekeren wil? alles onder beding evenwel, dat de Koning van Pruissen aan genoemden Heer de concessie verleene tot het oprigten van zijn Etablissement, en er tevens, op raad van den vernuftigen Schrijver, toe overga, om de in aanbouw zijnde cellulaire strafgestichten weder te doen afbreken! Het aanbod toch, om een stel- | |
| |
sel in te voeren, hetwelk 50% minder kost dan dat van Pennsylvanië, is niet te versmaden; en dat dit stelsel weldoordacht moet wezen, daarvoor bestaan twee alles afdoende gronden: de eerste is, dat de Schrijver geen Duitsch verstaat; de tweede, dat hij, desonaangezien, op een speelreisje van slechts drie maanden, land en volk, Vorst en onderdanen, goeden en kwaden, gevangenen en gevangenissen geheel, volkomen en grondig heeft
leeren kennen!!! Dit strekke tot toelichting van het geleverde dichtstukje.
Maar - vraagt welligt iemand - wat kan genoemden Schrijver, die zich, in vroeger jaren, door de uitgave van menig belangrijk geschrift, in Frankrijk, naam en roem heeft verworven, toch wel hebben bewogen tot het opdisschen van een' zoo vreemden en wansmakelijken kost? - In het algemeen zou men hierop kunnen antwoorden, dat dwalen menschelijk is, en de ondervinding, ook in den strijd over de waarde of onwaarde van dit of dat gevangenisstelsel, menig voorbeeld opleverde van gekrenkte eigenliefde, beleedigde eerzucht, trek tot het zonderlinge en wat des meer zij, om van de buitensporigheden van het valsch vernuft niet te gewagen. Intusschen doet de aandrang, waarmede de Heer appert zijne theorie aanprijst, en het onvoorwaardelijk verwerpen van een stelsel, hetwelk hij toont niet te verstaan, gevoegd bij het hulpmiddel der laagste en lafste vleijerij, door hem aangewend, om de goede gezindheid van den Pruissischen Monarch voor zich en zijn stelsel te winnen, het vermoeden ontstaan, dat het belang van zichzelven bij hem zwaarder weegt dan het welzijn van den Pruissischen Staat en deszelfs Gevangeniswezen. Hij ontveinst het dan ook geenszins, dat hij zelf de spil is waarom zich alles zou behooren te bewegen; en vermits hij er zeer voor ijvert, dat de onderbeambten van zijn op te rigten Etablissement in groote eere behooren te worden gehouden en eene ruime belooning hun deel zal moeten wezen, zoo kan men daaruit, bij wettige gevolgtrekking, afleiden, wat hij, als aller bestuurder en hoofd, voor zichzelven van den Vorst en de vorstelijke schatkist verlangt!
Vroeger was de Heer appert, in zijn vaderland, in eene belangrijke en eervolle betrekking geplaatst; dan het schijnt twijfelachtig, of hij dezelve wel immer weder zal kunnen vervullen, en men verzekert elkander, dat hij, althans vooreerst, wel een' geruimen tijd buiten Frankrijk zal door- | |
| |
brengen. De redenen, die dit omzwerven in den vreemde veroorzaakten, hier ter plaatse niet in bijzonderheden willende ontvouwen, zij het genoeg te doen opmerken, dat het zeer natuurlijk is, dat de man naar eene honorabele en profitabele betrekking uitziet; en vermits het zonderlinge, vreemde en ongehoorde doorgaans aller aandacht tot zich trekt, en de belangstelling meestal nog wordt verhoogd, wanneer de plannenmaker een vreemdeling is, zoo kan het geene verwondering wekken, wanneer de Heer appert daarmede zijn voordeel tracht te doen. Als Auteur is hij gunstig bekend; taal, stijl en welsprekendheid staan hem te dienst, en wat aan dezen ontbreken moge weet de vleijerij aan te vullen. Luidt zijne theorie zonderling; welnu, het is de theorie van een Genie! en wie kan de grenzen van het genie bepalen? De windhandel wordt niet maar alleen in fondsen en koopwaren, somtijds wordt hij ook in de geleerde wereld, in het gebied van kunsten en wetenschappen en op het veld der philantropie gedreven. Wie zal het een' vernuftig' Franschman beletten, wanneer hij met de ligtgeloovigheid van anderen eene goede speculatie poogt te doen? |
|