Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1846
(1846)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 360]
| |
Bij het beschouwen eener schilderij van den negentienjarigen kunstschilder J.Ph. Dinnewet, voorstellende: op den voorgrond, een' armen knaap met zijn zusje; dieper in de hut, op eene oude tafel, eene aarden kruik, een stuk roggenbrood en een mes, en ver in het verschiet eenig geboomte met een' toren.Het is mij wèl dien knaap te aanschouwen,
Dat lichtblaauw oog omhoog gerigt,
Dat helder oog, zoo vol vertrouwen,
Dat oog, waarin vernoegdheid ligt;
Een schamel kleed omvat zijn leden,
Een roggenbrood ligt opgesneden,
Eene aarden drinkkruik staat er bij,
En echter - 'k lees het op zijn wangen -
Het knaapje zou niets meer verlangen;
Gelukkig is geen Vorst als hij!
Mijn geest voelt zich als aangetrokken
Door 't lieve zusje aan zijne zij',
Dat zusje met haar blonde lokken;
‘Kom, beste broêrtje, spelen wij!’
Die vraag is in haar oog te lezen,
Op heel haar zacht, onschuldig wezen;
O, hoe verlangend staat ze daar!
Wat is haar houding vleijend, teeder!
Sla, knaapje, sla uwe oogen neder,
Voldoe haar bede en speel met haar!
Een rieten dak en ruwe wanden,
Ziedaar de woning van den knaap;
Maar 's daags 't gezigt op vruchtb're landen
En 's nachts een' ongestoorden slaap:
Dat heeft hij voor zijn deel bekomen! -
Zie, hoe daar ginds, van uit de boomen,
Een toren fier zijn spitse beurt;
De zon zal haast ter kimme dalen,
En lucht en veld wordt, door haar stralen,
Met een weemoedig waas gekleurd.
Ja, kunstenaar! uw werk verrukt mij.
Hoe roemvol vangt ge uw loopbaan aan!
Een leerling slechts, en nu reeds plukt gij
U lauw'ren op die eerebaanGa naar voetnoot(*).
Streef voort: men zal uw werk steeds roemen,
Na eeuwen uwen naam nog noemen;
Streef voort, en word als kunst'naar groot!
De stad, waarin gij werdt geboren,
Juiche eens om de eer, haar' zoon beschoren!
'k Ben trotsch op zulk een' stadgenoot.
Aardenburg, 11 Mei 1846.
|
|