| |
Maria Stuart.
(Vervolg en slot van bl. 292.)
De meeste Geschiedschrijvers, die over darnley's dood hebben geschreven, hebben zich verdiept in beschouwingen van de redenen, die onderscheidene partijen tot het plegen van zulk eene misdaad zouden hebben kunnen bewegen. De Koningin zou hebben kunnen wenschen zich van eenen slechten echtgenoot te ontslaan; murray, iemand uit den weg te ruimen, die meerdere aanspraak had op het regentschap of zelfs op den troon, het voorwerp van murray's heimelijk streven; morton en ruthven konden zich hebben willen wreken over het verlaten van hunne zaak, nadat zij hem geholpen hadden in den moord van rizzio; bothwell's beweegredenen worden door de volgende gebeurtenissen genoegzaam verklaard. De Catholijken zouden zich tegen darnley hebben kunnen vereenigen, ter oorzake van zijne zamenspanningen met de Protestantsche Edelen, en de Protestanten konden evenzeer wenschen een ijverig aanhanger van de mis en de Roomsche eerdienst uit den weg te ruimen. ‘Vader emondo,’ zegt de pauselijke Nuntius in eenen brief aan den Groothertog van Toskanen, ‘heeft mij berigt, dat hij (darnley) naauwgezet was in het dagelijks hooren van de mis, en dat hij standvastig was in zijne gehechtheid aan onze Catholijke kerk, maar dat zijne begeerte, om te regeren, hem somtijds zijne getrouwheid aan het oude geloof deed ontveinzen. Daar zoo de staat van zaken was, moge God zijner ongelukkige ziele genadig zijn!’ Cicero's toets: ‘Wie had belang bij zijnen dood?’ is hier onvoldoende; want darnley was bij iedere partij en bij elk partijhoofd evenzeer gehaat.
| |
| |
Morton was, volgens zijne eigene bekentenis, een van de zaamgezworenen ter zijne vermoording; en dit is eene omstandigheid, die veel afdoet, om maria van medepligtigheid vrij te spreken; want morton was de gevaarlijkste en hardnekkigste van hare vijanden, een der hoofdpersonen bij den moord van rizzio, en een hevig tegenstander van het Roomsche geloof. Het is ook bewezen, dat bothwell een der moordenaars was, en zijn volgend huwelijk met de Koningin levert schijnbare gronden op voor het vermoeden, dat zij vóór de uitvoering er deel aan had; doch dit vermoeden kan niet als bewijs worden toegelaten, dan gestaafd door andere omstandigheden. De eerste van deze omstandigheden, en die, waarop knox, buchanan, door robertson en lang gevolgd, het meeste steunen, is het bezoek, dat maria aan bothwell bragt, toen hij gewond lag in het kasteel van de Hermitage, eenige maanden vóór den moord van darnley. Bothwell werd op den 7 October gekwetst onder omstandigheden, dus beschreven door den Franschen gezant in eenen brief aan catharina de medicis: ‘Toen de Koningin, uwe schoondochter, naar deze stad Jedburgh kwam, werd de Graaf van bothwell, die haar voorging, als Luitenant-Generaal van dit gedeelte der grenzen, gewond in een gevecht met roovers; maar hij is nu buiten gevaar, waarover de Koningin zich zeer verheugt; want het zou een groot verlies voor haar geweest zijn, zulk eenen vriend te moeten missen.’ Tien dagen na zijne verwonding, op den 17 October, reed de Koningin van Jedburgh naar het kasteel, om hem te bezoeken, en ofschoon de afstand twintig (Eng.) mijlen was, reed zij dienzelfden avond terug. Had liefde haar derwaarts gevoerd,
zij had dit laatste wel niet gedaan, te meer daar zij een uitstekend voorwendsel had om te blijven, omdat de Hermitage niet bothwell's woning, maar een koninklijk kasteel was.
In de maand November daarop volgende werd maria door murray, maitland, huntley, argyle en bothwell gedrongen, om zich van darnley te laten scheiden; zij weigerde stellig daarin toe te stemmen, en er werden door haren Raad haar bittere verwijtingen gedaan, omdat zij haren onwaardigen echtgenoot bleef aanhangen. Ware maria op dat tijdstip aan bothwell gehecht geweest, gelijk hare vijanden beweren, dan is het onverklaarbaar, waarom zij weigerde hare neiging in te willigen, toen zij daarbij ver- | |
| |
zekerd was van den steun der magtigste Edelen van haar rijk.
Op den 17 December werd de zoon van maria te Stirling met de plegtigheden der Catholijke kerk gedoopt door den Aartsbisschop van St. Andrews. Darnley was niet bij de plegtigheid tegenwoordig, omdat de Engelsche gezant, de Graaf van bedford, in last had, om hem den titel van Koning te weigeren. Omstreeks dien tijd vreesde maria aanslagen tegen het leven van haren zoon, en toen zij te Jedburgh gevaarlijk ziek lag, benoemde zij elizabeth, in geval van haar overlijden, tot voogdes over haar kind. Uit eenen brief van den 13 Januarij 1567, door haar aan de Engelsche Koningin geschreven, en thans voor het eerst uitgegeven, blijkt het, dat de mededeelingen van den Graaf van bedford haar gegronde hoop hadden gegeven, dat elizabeth opentlijke stappen zoude doen, om haar regt in de orde van opvolging op den Engelschen troon te erkennen. Is het waarschijnlijk, dat zij, terwijl zulke onderhandelingen op het tapijt waren, die de vervulling harer vurigste wenschen moesten medebrengen, zich zou hebben blootgesteld aan het vermoeden van eene misdaad, die noodzakelijk de genegenheid van het Engelsche volk van haar moest vervreemden, en elizabeth een schoonschijnend voorwendsel moest aan de hand geven tot verder uitstel, ja tot eene volstrekte weigering? Op den 5 Januarij werd darnley door de kinderpokken aangetast; de Koningin zond hem haren geneesheer; maar het wordt als eene verdachte omstandigheid aangevoerd, dat zij zelve hem niet bezocht. Doch darnley had haar ook niet bezocht, toen zij te Jedburgh gevaarlijk ziek lag, en zij had als moeder pligten te vervullen, onvereenigbaar met het blootstellen van zichzelve aan eene besmetting, destijds de meest gevreesde in Europa. Op den 20 Januarij schreef
maria aan den Aartsbisschop van Glasgow, en ontwikkelde de bijzonderheden van het onderzoek naar eenen vooronderstelden aanslag van darnley, om zich van den jongen Prins meester te maken, hem als Koning uit te roepen, en zelf de koninklijke magt als voogd des rijks te aanvaarden. Zij kon geene bewijzen voor zulk eenen aanslag vinden, maar zegt van darnley: ‘Wij zien hem aldus druk bezig, om onze handelingen na te sporen, die, zoo God wil, altijd zoo zijn zullen, dat niemand aanleiding zal vinden, om er gekrenkt over te zijn, of van ons op andere dan eervolle wijze te spreken, wat ook hij, zijn
| |
| |
vader en hunne begunstigers zeggen mogen, wie het, zoo als wij weten, niet aan den goeden wil ontbreekt, om ons last te veroorzaken, indien hunne magt aan hunne neiging gelijk ware. Maar God matigt hunne krachten en ontneemt hun de middelen, om hunne aanslagen ten uitvoer te brengen; want, zoo als wij gelooven, zij zullen geene of zeer weinige begunstigers van hunne plannen vinden, die tot ons verdriet en mishagen worden uitgedacht.’ Deze brief werd een paar weken vóór darnley's moord geschreven, en pleit niet weinig ten voordeele van maria's onkunde van de zamenzwering.
Op den 31 Januarij kwam darnley te Edimburg en nam zijn verblijf in de Kirk of Field; de besmettelijke ziekte, waarvan hij pas was hersteld, verklaart genoegzaam de reden, waarom hij niet ontvangen werd in het paleis, waar de jonge Prins was gehuisvest. Maria bragt hem onderscheidene bezoeken en sliep twee of drie malen in de Kirk of Field. Op den 9 Februarij verliet murray Edimburg, onder voorwendsel, dat hij zijne vrouw te St. Andrews wilde bezoeken, en dat was een blijkbaar teeken, dat er iets hagchelijks of gevaarlijks zou geschieden. Maria bragt den avond van dien dag met haren echtgenoot door, en verliet hem ten elf ure, om het huwelijk bij te wonen van een' harer bedienden op Holyrood. Drie uren daarna vloog de Kirk of Field door buskruid in de lucht, en de lijken van darnley en zijn bediende werden in den tuin gevonden, zonder eenig spoor van gewelddadigheid te vertoonen. Hoe darnley is vermoord, is een onverklaarbaar raadsel: ware hij met het huis in de lucht gesprongen, dan zou het lijk misvormd zijn geweest; ware hij geworgd of doorstoken, dan moest men de blijken daarvan hebben gevonden. De pauselijke Nuntius is van meening, dat darnley, door eenig gedruisch verschrikt, in zijn nachtgewaad naar den tuin is gevloden, en dat iemand, die daar digt bij woonde, eene stem als die des Konings hoorde uitroepen: ‘Mijne broeders, hebt medelijden met mij, ter liefde van Hem, die medelijden had met de geheele wereld!’ Wij vinden geen spoor van eenige lijkschouwing, geen duidelijk verslag van het voorkomen van den tuin en het huis. Wij willen niet ontkennen, dat darnley vermoord is; maar de bewijzen hiervoor zelfs zijn in eene duisterheid gehuld, die wij niet als toevallig
kunnen beschouwen.
| |
| |
Op den 11 Februarij, den dag na den moord, vinden wij eenen merkwaardigen brief van maria aan den Aartsbisschop van Glasgow: ‘Zeer eerwaardige vader in God en trouwe raadsman, wij groeten u van harte. Wij hebben dezen morgen uwe brieven van 27 Januarij ontvangen door uwen dienaar robert dury, bevattende ten deele zoodanige aankondiging, als wij door de uitkomst maar al te zeer bewaarheid zien, ofschoon de uitslag niet geheel zoodanig is geweest, als de werkers van die goddelooze daad in hunne zielen vooraf hadden begrepen en ten uitvoer hadden gebragt, indien God in Zijne genade ons niet had bewaard, en ons, gelijk wij vertrouwen, had behouden tot zulk een einde, dat wij strenge wraak mogen nemen over die goddelooze daad, die liever, dan dat zij ongestraft zoude blijven, wij eerder het leven en alles zouden willen verliezen... Intusschen wie deze snoode onderneming heeft beraamd, wij houden ons verzekerd, dat zij zoowel voor ons als voor den Koning was bereid; want het grootste gedeelte van de gansche verleden week sliepen wij in datzelfde huis, en waren daar, vergezeld van het meerendeel der Lords, die in deze stad zijn, dienzelfden avond omstreeks middernacht, en bleven er bij toeval niet den geheelen nacht, om reden van eene maskerade in de abdij (Holyrood-house); maar wij gelooven, dat het geen toeval, maar God was, die het ons in het hoofd bragt.’
Wij weten niet, van welken aard het berigt of de waarschuwing was, door den Aartsbisschop aan maria gegeven; maar uit eenen brief van 18 Februarij mag men opmaken, dat de berigten, die hij mededeelde, door Spaansche agenten, misschien spionnen, in Londen waren verkregen. De Koningin schrijft: ‘Wij danken u hartelijk voor uw berigt van datgene, wat de ambassadeur van Spanje u mededeelde, gelijk ook voor uw onderhoud met de Koninginne-moeder over onzen toestand. Maar, helaas, uwe boodschap kwam te laat, en er was meer dan gegronde reden, om ons eene waarschuwing te geven, gelijk wij van den Spaanschen gezant in Engeland ontvingen. Doch juist denzelfden morgen vóór de komst van uwen bediende werd de vreeselijke en verraderlijke daad op den persoon des Konings volvoerd, die wel mag beschouwd worden als tegen ons zelve gesmeed, als men de omstandigheden der zaken in aanmerking neemt, waarover wij voor het tegenwoordige niet verder willen uit- | |
| |
weiden, wachtende tot dat God de daders aan de wereld openbare. Om daarvan kennis te krijgen, zullen noch wij noch onze Raad eenige moeite sparen, die met mogelijkheid is aan te wenden, om de waarheid aan het licht te brengen; en dat is onze voornaamste zorg en bedrijf voor het tegenwoordige; hetgeen wij God bidden, dat spoedig moge gelukken tot zijne eer en onzen troost.’
De brieven, waaruit wij een en ander ontleend hebben, toonen twee merkwaardige zaken: uit de brieven van maria vóór den moord van darnley blijkt het, dat zij geene gebeurtenis van belang te gemoet zag; uit de waarschuwingen, haar toegezonden, is het eveneens duidelijk, dat hare vijanden een of ander voorval van gewigt als aanstaande beschouwden.
Op den 24 Maart beschuldigde de Graaf van lennox plegtig bothwell van den moord aan darnley, en de 12 April werd bepaald voor het geding. In het begin van April week murray naar Frankrijk, onder welk voorwendsel is onbekend; maar zijne afwezigheid op zulk een hagchelijk tijdstip duidde komend onheil aan. Op den 11 April vroeg lennox, bevreesd voor het aantal van magtige heeren, die gekomen waren om bothwell te Edimburg te ondersteunen, een uitstel van het geding, en protesteerde tegen elk vonnis, dat onder dergelijke omstandigheden zou worden uitgesproken. Robertson en andere geschiedschrijvers stellen deze zaak zoo voor, dat men er uit moet opmaken, alsof dit opvullen van het Parlement met de vrienden van bothwell in zekere mate het werk van maria was; maar deze gissing is geheel strijdig met de waarheid. De personen, die zich vereenigd hadden, om bothwell vrij te spreken, waren zoo verre van maria's vrienden te zijn, dat zij onderscheidene wetten vaststelden in eenen geest van persoonlijke vijandschap tegen haar en van bittere onverdraagzaamheid tegen haar geloof. Niets is zekerder, dan dat maria op dit oogenblik een hulpeloos en lijdelijk werktuig was in de handen harer Edelen, en zij had niet meer eene meerderheid ten voordeele van bothwell kunnen winnen, dan dat zij hem een onpartijdig onderzoek zijner zaak had kunnen verzekeren. Op den 19 April teekende het Schotsche Parlement, en op den avond van dien dag de aanzienlijkste Edellieden, de voornaamste Protestantsche Lords daaronder begrepen, eene verbindtenis met bothwell, dat zij
| |
| |
hem tegen al zijne vijanden zouden verdedigen, en alle pogingen aanwenden, om de Koningin te nopen, hem tot haren echtgenoot te nemen. Dat deze verbindtenis niet gesloten werd in den geest van genegenheid voor maria blijkt daaruit voldoende, dat de moordenaars van rizzio er eene voorname rol in speelden. Op den 21 April ging maria naar Stirling, en schreef den volgenden dag dezen nu eerst bekend geworden brief aan den Bisschop van Mondori: ‘Monsieur de mondori. Het berigt, dat ik heb ontvangen van de handelwijze der dienaren van de Koningin, mijne goede zuster, (elizabeth) ten opzigte van zekere vrienden van mij op hunne reis, (door haar gebied) weêrhoudt mij, om eenige mededeeling in dezen brief te doen. Ik heb den Sieur de croc verzocht, u mijn verlangen te kennen te geven, om met u briefwisseling te houden; maar daar ik op het punt sta, om naar Edimburg terug te keeren, zal ik u eenen afzonderlijken bode zenden, en verzoek u inmiddels mij in de goede gunst van zijne Heiligheid aan te bevelen en u overtuigd te houden van mijne vrome bereidvaardigheid, om in het Catholijke geloof en ten beste der heilige kerk te sterven, hetgeen ik God bidde in mij te versterken en te bewaren, en u in zijne heilige hoede te houden.’
Dit is voorzeker niet de brief van eene vrouw, die eenen minnehandel had met eenen Prostestantschen Lord, en besloten had, zich met eenen Protestantschen echtgenoot door het huwelijk te verbinden, dat op Protestantsche wijze zou gesloten worden. Op den 24 April werd maria, op weg van Stirling naar Edimburg, door bothwell en eene gewapende bende opgeligt bij Almond-Bridge en naar het kasteel van Dunbar gevoerd, waar, naar de getuigenis van den Engelschen ambassadeur throgmorton en melville, door bothwell geweld werd gepleegd jegens haren persoon. Men heeft beweerd, dat deze gewelddadigheid een vooraf beraamd plan was; maar voor deze bewering bestaat geen bewijs; terwijl er ontwijfelbare bewijzen zijn, dat maria tien dagen lang eene gevangene was te Dunbar, dat zij naar het kasteel van Edimburg werd vervoerd en in strenge opsluiting werd gehouden tot aan den 12 Mei, toen zij voor de Lords verscheen en volle vergiffenis schonk aan bothwell en zijne medestanders. Op den 7 Mei werd bothwell gescheiden van zijne vrouw, jane gordon, zuster van den Markies van huntley; op den 14 verkreeg hij, dat maria
| |
| |
het huwelijkskontrakt onderteekende, hetwelk door den Prins labanoff wordt medegedeeld.
Het rampzalige huwelijk werd op den 15, naar Protestantsch gebruik, door adam, Bisschop van Orkney, ingezegend. De Koningin verscheen voor het altaar in het diepste rouwgewaad. Op den avond van dien dag bezocht haar de croc, de Fransche gezant, die aldus deze ontmoeting aan catharina de medicis beschrijft: ‘Hare Majesteit liet mij ontbieden, en ik merkte eene groote zonderlingheid in haar gedrag jegens haren echtgenoot op, waarover zij zich bij mij verontschuldigde, zeggende, dat, indien ik haar treurig zag, dit was, omdat zij zich niet verheugen kon, zoo als zij in de daad nimmer weder zou doen, niets zoo zeer verlangende als te sterven. Gisteren, alleen zijnde in haar kahinet met both well, riep zij luide, dat men haar eenen dolk zoude brengen, om een eind te maken aan haar leven. Zij werd duidelijk gehoord door de lieden in de antichambre.’ Voorzeker, dat is niet de handelwijze van eene vrouw, die zoo pas is verbonden met eenen begunstigden minnaar, die langen tijd het voorwerp was geweest van hare vurige genegenheid. Doch dit is niet alles; wij hebben overvloedige bewijzen, dat bothwell wist, dat hij voor de Koningin een voorwerp van afkeer was, en dat hij al hare bewegingen naauwkeurig gadesloeg. De lastbrief, dien maria aan den Bisschop van Dumblane gaf, aan wien de netelige en onaangename taak was opgedragen, om het huwelijk aan het hof van Frankrijk en het huis van guise bekend te maken, zet in eenvoudige woorden hare opligting door bothwell en hare geheele hulpeloosheid gedurende hare gevangenschap te Dunbar uiteen: ‘Toen hij zag, dat wij plan hadden, om al zijne aanzoeken en aanbiedingen van de hand te wijzen, toonde hij ons in het eind, hoe verre hij met onzen geheelen adel en de aanzienlijksten van ons rijk
gegaan was, en wat zij hem onder hunne eigene handteekening hadden beloofd. Of wij toen oorzaak hadden, om verbaasd te zijn, dat laten wij over aan het oordeel van den Koning, de Koningin en anderen onzer vrienden. Ziende ons in zijne magt, afgescheiden van het gezelschap onzer dienaren en van anderen, aan wie wij raad konden vragen; ja, ziende hen, op wier raad en getrouwheid wij te voren hadden gesteund, wier kracht ons gezag behoorde te handhaven, zonder wie wij in zekeren zin niets
| |
| |
zijn, reeds vooraf tot zijne wenschen gewonnen, en ons zelve alleen als eene prooi voor hem gelaten, overwogen wij vele dingen bij ons zelve, maar konden geen' weg ter uitredding vinden. En toch gaf hij ons weinig tijd, om bij ons zelve te overleggen, maar drong ons met zijn onophoudelijk en lastig aanzoek.’
Er was spoedig een verbond gevormd tegen bothwell, en aan deszelfs hoofd was morton, die de voornaamste handlanger was geweest, om het huwelijk tot stand te brengen. De proclamatie, door de verbondene Edelen uitgevaardigd, verklaarde uitdrukkelijk, dat zij de wapenen hadden opgevat, om de Koningin te bevrijden uit de onwillige gevangenschap, waarin zij door bothwell gehouden werd. Hoe veel er op hen te rekenen viel, toonden zij, toen de Koningin te Carberry-hill in hunne handen raakte; zij bragten haar als eene gevangene naar Edimburg, en zonden haar den 17 Junij, streng bewaakt, naar het kasteel Lochleven. De vijanden van maria drukken sterk op hare weigering, om zich van bothwell te laten scheiden, toen de Lords van den geheimen raad haar dat voorstel deden op den 18 Julij; maar zij vergeten te zeggen, dat maria weigerde, niet uit liefde voor bothwell, maar omdat zij het kind, waarvan zij zwanger was, niet tot eenen bastaard wilde maken. Zij beviel in Februarij daaraanvolgende van eene dochter, die naar Frankrijk werd gezonden, en die in volwassen leeftijd non werd van de orde van Notre Dame de Soissons. Het bestaan van deze dochter is in latere tijden genoegzaam bewezen.
Murray keerde den 11 Augustus uit Frankrijk terug; op den 16 bezocht hij maria te Lochleven, en gaf haar zulke verzekeringen van vriendschap, dat zij zelve hem verzocht het regentschap op zich te nemen. Dadelijk verzwaarde hij de strengheid van hare gevangenschap, en verhinderde vooral, dat de Fransche of Engelsche gezanten eenige bijeenkomst met de Koningin hadden. Het was niet vóór 4 December, dat de geheime raad een besluit nam, hetwelk de gevangenhouding van maria beval. De reden, die daarvoor opgegeven werd, was de ontdekking van een zilveren kistje, waarin gezegd werden minnebrieven en sonnetten vervat te zijn, door maria vóór den dood van darnley aan bothwell geschreven. Waren deze stukken echt? Laat ons de uitwendige getuigenissen eerst zien. Morton verklaarde,
| |
| |
dat hij dit kistje den 20 Junij van george dalgleish, een' dienstknecht van bothwell, had verkregen: geen woord werd er gezegd, om te verklaren, hoe zij in het bezit van dalgleish kwamen; geen woord ter verklaring van den langen tusschentijd tusschen de ontdekking van het kistje en de openbaring aan den geheimen raad; en eindelijk, nadat die brieven later te York waren voor den dag gebragt, verdwenen de oorspronkelijke stukken eensklaps en onverklaarbaar. Wij bezitten wel, zoo het heet, vertalingen van deze brieven in het Latijn van george buchanan, en ook, wat sommigen oorspronkelijke stukken, anderen weder vertalingen uit het Latijn noemen; maar er is geen bewijs, dat die brieven ooit behoorlijk onderzocht en als echt bewezen zijn; en hunne verdwijning, nadat zij aan de Engelsche afgezanten waren getoond, zonder bij dezen overtuiging te bewerken, is althans een vermoedelijk blijk van bedrog. De inwendige bewijzen pleiten nog sterker tegen de echtheid; stijl en manier van zeggen zijn geheel ongelijk aan die van maria's echte brieven, en niemand, die de beide verzamelingen vergelijkt, kan een oogenblik gelooven, dat zij van dezelfde hand zijn.
Uit de dagen harer gevangenschap te Lochleven zijn weinige brieven: geen wonder; er werd zoo streng gewaakt, dat zij geene briefwisseling zoude houden, dat zij, gelijk zij aan catharina de medicis meldt, in het midden van den nacht moest opstaan, om onbemerkt te schrijven. Het is intusschen van belang, zich te herinneren, dat er geen blijk is, dat zij eene poging heeft gedaan, om aan bothwell te schrijven, of de minste belangstelling in zijn lot betoonde, noch zelfs naar hem heeft gevraagd. Is dat overeen te brengen met den dolzinnigen hartstogt, dien zij voor den Graaf zou hebben gekoesterd?
Op den 2 Mei 1568 ontsnapte maria uit Lochleven; den 13 werd haar leger bij Langside verslagen; den 16 zocht zij eene schuilplaats in Engeland. Terwijl zij, zoo al niet in naam, toch in de daad, gedurende het overige van dat jaar, te Carlisle en Bolton gevangen werd gehouden, schreef zij herhaaldelijk aan elizabeth, met verzoek om voor haar te mogen verschijnen en haar gedrag te verdedigen. Met moeite liet zij zich overreden, om de zaak tusschen haar en hare onderdanen aan de beslissing van eene Engelsche commissie over te laten.
| |
| |
Opmerkelijk is uit dezen tijd een uitvoerige en vertrouwelijke brief aan de Koningin van Spanje, te uitgebreid, om hier te worden medegedeeld, maar waarin zelfs met geen enkel woord van bothwell wordt gesproken. Zoo zij in de daad zoo hartstogtelijk verliefd ware geweest, zou zij dan wel gezwegen hebben voor de vriendin harer jeugd, die de magt had, om den voortvlugtigen Graaf grootelijks te beschermen?
De zamenkomsten der commissie te York begonnen op den 8 October. Hoe het met de bewuste brieven ging, zeiden wij reeds. Niet maria, maar elizabeth eindigde die zamenkomsten. Cecil sloot ze den 11 Januarij met de verklaring, dat er van weerszijden niets was bewezen. Dat plotselinge einde was het gevolg van maria's volharden in het betuigen van hare onschuld, en in hare weigering, om van hare kroon afstand te doen, waartoe elizabeth en hare dienaren haar drongen. Niemand kan dezen afloop in een ander licht beschouwen, dan als eene onschuldigverklaring.
Nog ééne opmerking ter staving van maria's onschuld in deze treurige gebeurtenissen. Bothwell stierf in April 1576 te Malmor, waar hij door den Koning van Denemarken lang was gevangen gehouden; maar vóór zijnen dood legde hij eene plegtige verklaring af, waarin hij zijn deel aan den moord van darnley beleed, en maria van alle kennis van de zamenzwering en van alle deel aan de misdaad ontlastte. Het eerste berigt van deze belijdenis is vervat in eenen brief van maria aan den Aartsbisschop van Glasgow, waarvan het oorspronkelijke nog bewaard wordt in de verzameling van Dr. kyle: ‘Er is hier berigt ontvangen van den dood van den Graaf van bothwell, en dat hij vóór zijn sterven eene breede belijdenis gedaan heeft van zijne misdaad, en zich zelven de schuldige oorzaak verklaard heeft van den moord van wijlen den Koning mijnen echtgenoot, waarvan hij mij uitdrukkelijk heeft vrijgesproken, mijne onschuld betuigende op het gevaar van de verdoemenis zijner ziel; en daar, zoo dit waar is, deze getuigenis van de grootste waarde voor mij zijn zou tegen de valsche lasteringen mijner vijanden, verzoek ik u op alle mogelijke wijzen de waarheid te onderzoeken. Zij, die bij deze verklaring zijn tegenwoordig geweest, die daarna door hen geteekend en verzegeld is in den vorm van eenen ui- | |
| |
tersten wil en testament, zijn otto braw, van het kasteel van Elcembro, paris braw, van het kasteel van Vascut, Mr. gullunstame, van het kasteel van Fulkenster, de Bisschop van Skonen, en vier overheidspersonen van die plaats. Indien de monceaulx, die vroeger op dat land handel dreef, eene reis derwaarts
wilde doen, om meer naauwkeurig te onderzoeken, dan zou ik hem zeer gaarne tot dat einde gebruiken en geld voor zijne reiskosten geven.’
De vraag naar de echtheid van bothwell's testament daarlatende, moeten wij toch zeggen, dat deze vertrouwelijke brief, in eijferschrift aan haren vertrouwdsten raadsman geschreven, een sterk bewijs voor hare bewustheid van onschuld oplevert. In eenen lateren brief schrijft zij, gehoord te hebben, dat dit stuk aan elizabeth gezonden is; en de Aartsbisschop berigtte haar op zijne beurt, dat barclay van Gartley te Edimburg in de gevangenis was geworpen, omdat hij verhaald had, wat hij in Londen over die toezending had vernomen. Het oorspronkelijke stuk is verloren; geen wonder, zoo het in de daad aan elizabeth is gezonden. Prins labanoff heeft een afschrift verkregen uit de papieren betrekkelijk het gezantschap van den Baron d'esneval in 1585, dat hij weldra zal uitgeven. Maar de wensch van maria, in haren brief uitgedrukt, pleit genoegzaam voor hare onschuld; zij zou anders naar zulk eene stervende verklaring van bothwell niet begeerig zijn geweest.
Zouden de stukken, aldus aan het licht gebragt, niet in de daad mogen worden geacht, de ongelukkige Koningin van Schotland van de blaam te zuiveren, die, en om hare betrekking tot rizzio, en om den moord van darnley, en om haar huwelijk met bothwell, op hare nagedachtenis kleefde? Zij verdienen, onzes inziens, althans eene ernstige toetsing, en stellen maria in een gunstig, elizabeth in een veel ongunstiger daglicht. |
|