Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1846
(1846)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBrief van mr. M.G. van Hall aan de redactie der Vaderlandsche Letteroefeningen.Aan de Redactie der Vaderlandsche Letteroefeningen.
Gedurende het belangrijkste gedeelte mijns levens stond ik in eene, voor mij altijd nuttige, vriendschappelijke betrekking tot Mr. a.r. falck, die zelf mij daaraan, niet lang nog vóór zijnen dood, op den warmen toon der vriendschap, herinnerde. Aan de groote hoedanigheden van geest en hart van dezen zoo wetenschappelijken en geleerden, als beschaafden Staatsman, zijn het vaderland, de geleerde wereld en zijne vrienden te veel verschuldigd, dan dat niet alles, wat hem betreft, zoo als gedurende zijn merkwaardig leven, ook nu nog de belangstelling en oplettendheid van velen, en ook de mijne, zou tot zich trekken. Aangenaam was het mij dus, dat gij door eene, naar mijn inzien gelukkige, vertaling aan uwe landgenooten hebt medegedeeld het woord over a.r. falck, hetwelk, volgens uwe daaronder geplaatste aanteekening, de Baron de reiffenberg heeft kunnen goedvinden, in de Fransche taal, aan het publiek mede te deelen.Ga naar voetnoot(*) Indien gij dat woord met uwe opmerkingen en teregtwijzingen had willen doen vergezeld gaan, zou ik het waarschijnlijk niet noodig hebben geacht, om, tegen dat woord, | |
[pagina 242]
| |
u dit wederwoord, ter opneming in uw verdienstelijk Maandwerk, aan te bieden. Hiertoe vind ik mij echter thans verpligt, daar de Heer de reiffenberg, in het door hem geschreven woord, zijne pen - ik hoop bij overijling! - op vele plaatsen heeft dienstbaar gemaakt, niet alleen aan eene ongunstige beoordeeling van Koning willem I, maar zich ook verloopen heeft in het schenden van historische waarheden, aan een ieder bekend, en wier miskenning men althans niet zou hebben mogen verwachten van een' Schrijver, die, door de uitgave van zoo vele schriften, tot de Geschiedenis betrekkelijk, getoond heeft daardoor eenigen roem te willen verwerven. Het is mijn oogmerk geenszins, hierbij op te sommen al de onnaauwkeurigheden en averegtsche beschouwingen van den Schrijver, noch ook hem dank te zeggen voor de hier en daar door hem geuite lofspraken op den door hem beleedigden Vorst; lofspraken, die hem de kracht der waarheid blijkbaar heeft afgeperst. Op meer dan ééne plaats verdient dit zoo vlug geschreven woord berisping of teregtwijzing; doch deze kunnen niet anders zijn dan de voorwerpen van een meer uitgewerkt geschrift, tot het opstellen waarvan mij de tijd, de lust, zoo al niet de bekwaamheid ontbreken. Met voorbijgang van andere voor Koning willem I weinig vleijende regelen, bepaal ik mij derhalve tot slechts één gedeelte van de reiffenberg's opstel; te weten, tot dat, waarbij hij het herhaaldelijk wil doen voorkomen, alsof falck, gedurende een aantal jaren, het voorwerp van ongenade bij Koning willem I zou geweest zijn, en dat daaraan niet alleen zijne terugroeping als Nederlandsch Gezant uit Londen in 1832 zou moeten worden toegeschreven, maar ook dat de vermaarde Staatsman, na dien tijd, gedurende het overige tijdvak der regering van Koning willem I, alleen den titel van Minister van Staat zou hebben gehad, en, zich op het huis Ter Noot bij 's Gravenhage teruggetrokken hebbende, ondanks zijne ongenade, wel meermalen over staatkundige zaken was geraadpleegd geworden, doch dat hij daarin gelijk zou geweest ziju ‘aan die hemelsche beschermers, | |
[pagina 243]
| |
die de zeelieden bij het woeden van den storm op hunne knieën aanroepen, en die zij vergeten als de golven beginnen te bedaren.’Ga naar voetnoot(*) Ik erken, dat deze, hoezeer dikwerf gebezigde, vergelijking eenige dichterlijke verdienste heeft; maar dit ook is de eenige, omdat zij uitgaat van, en rust op eene vooronderstelling, die louter fictie, geheel onwaarachtig is. Die vooronderstelling toch is deze, dat het niet Koning willem I, maar Koning willem II zou geweest zijn, die falck, als zijnen vertegenwoordiger, in 1839, naar Brussel zou gezonden hebben. Om die vooronderstelling goed te maken, laat de Historieschrijver falck als vertegenwoordiger van Koning willem II derwaarts vertrekken, en op den 16 October 1839 aan den Koning der Belgen zijne geloofsbrieven overhandigen, nadat de Prins van chimay, acht dagen vroeger, als Belgisch Gezant in den Haag, de zijne aan Koning willem II zou hebben overhandigd. Aan de waarheid ontbreekt slechts deze kleinigheid, dat Koning willem I niet vóór October 1839, maar wel, in plaats daarvan, eerst op den 7 October 1840 afstand van de regering gedaan, en Koning willem II die aanvaard heeft. Hoe is het mogelijk, dat een Schrijver, die eenige aanspraak op waarheidsliefde en vertrouwen wil maken, zich zoo zeer vergeten, en feiten hebbe kunnen aanvoeren, die niet gebeurd zijn, die niet hebben kunnen gebeuren, en waarvan het tegenovergestelde in Nederland en België nog te zeer in het geheugen van den minstkundigen, tot in de laagste standen, en dus te overbekend is, dan dat het argeloos publiek, door het te berde brengen daarvan, anders dan bij verrassing, is kunnen worden misleid? Wel verre dus, dat onze vermaarde falck de ongenade van Koning willem I na 1832 zou hebben ondervonden, is het tegendeel daarvan, door de gewigtige zending, hem in 1839, door zijnen Koninklijken Meester, met zoo veel vertrouwen opgedragen, ten volle bevestigd; en, zoo ik, door de woorden, die de reiffenberg | |
[pagina 244]
| |
heeft goedgevonden te bezigen, één oogenblik misleid, zou hebben kunnen twijfelen aan het hoog en billijk vertrouwen, dat de ontslapen Vorst in zijnen bekwamen Staatsdienaar altijd stelde, zou ik hiervan zijn teruggebragt door het verhaal der omstandigheden en gesprekken, welke vóór falck's zending naar Brussel hebben plaats gehad; die mij zijn medegedeeld door den tegenwoordigen Minister van Eerdienst, den Baron van zuylen van nijevelt, den ervaren, waarheidlievenden Staatsman, die mij de vrijheid gaf, van zijnen naam, in dit geval, gebruik te maken, en die juist in den zomer van 1839, gedurende de afwezigheid van den Baron verstolk van soelen, tot in November van dat jaar, door Koning willem I ten derdemale met het bestuur der buitenlandsche zaken was belast geworden. De door mij bedoelde gesprekken getuigen zoowel van de staatswijsheid, als van het onbepaaldst vertrouwen des Konings op de bekwaamheid en de regtschapenheid van den Man, op welken de Vorst naauwelijks oplettend behoefde te worden gemaakt, om hem, als den éénigsten voor zulk eene even belangrijke als moeijelijke zending ten volle berekend, terstond te kiezen en te benoemen. Met volle regt heeft de reiffenberg de opdragt dezer zending aan falck onder de beste voorteekenen der door velen verlangde verzoening tusschen de twee Volken opgeteld, en de komst van dezen Afgezant des Konings te Brussel naar waarheid opgegeven, als toegejuicht door alle mannen van verstand en goede beginselen. Maar dit alles was (ik herhaal het) geen gevolg van eene der eerste daden van onzen thans regerenden Koning willem II, zoo als de Schrijver dit met zoo vele woorden ter neder schreef, maar integendeel die van Hoogstdeszelfs, voor mij onvergetelijken, Vader, Koning willem I, en welke alzoo omtrent een geheel jaar vroeger plaats had. Ik had welligt deze opmerkingen kunnen terughouden, omdat de tijd altijd de waarheid herstelt, zoo als hij dikwerf het regt op het onregt doet zegevieren; maar ik zou dan ook aan de behoefte van mijn hart niet hebben vol- | |
[pagina 245]
| |
daan, en - zoo ik hoop - ook niet aan den wensch van den Baron de reiffenberg zelven, bij wien, als Geschiedschrijver, ik zoo gaarne zou vooronderstellen, dat hij de waarheid, sine ira et studio, bemint, en dat hij, ten koste dier waarheid, geene blaam heeft willen werpen op eenen Vorst, aan wien ons vaderland - en hij zelf ook misschien - groote verpligtingen heeft. Indien de Schrijver ondertusschen dezelfde mogt zijn, die, in 1822 Hoogleeraar aan de Hoogeschool te Leuven, destijds eene Fransche uitgave van het bekende werk van van der vynckt, Troubles des Pays-Bas, bezorgde, en deze van een Discours préliminaire en vele aanteekeningen deed vergezeld gaan, dan is het niet de eerste maal, dat hij zich gewaagd heeft aan het willen werpen van eene blaam op het karakter en de denkwijze van Koning willem I, en gepoogd heeft aan Hoogstdenzelven eene daad van regering toe te dichten, die, schoon dan als 't ware onder zijn oog voorgevallen, niet gebeurd is, en waarvan hij, als Geschiedschrijver, het tegendeel had kunnen en behooren te weten. Ik bedoel het volgende: In eene zijner aanteekeningen op van der vynckt's geschiedkundig werk maakt hij gewag van den gruwelijken moord, op aanraden van granvelle, door balthasar gerardts gepleegd, en laat daarop volgen, dat de familie van den moordenaar zich niet had geschaamd, om ‘bij den gekroonden Neef van willem den zwijger - Koning willem I - haren adeldom terug te eischen; en dat men er bijvoegde, dat de Prins - Koning willem I - gemeend had, niet beter de schim van den grooten Man te kunnen wreken, dan door aan de gerardts toe te staan hetgeen zij vroegen.’Ga naar voetnoot(*) - Het eerste gedeelte van dit verhaal is op de waarheid gegrond; maar het tweede gedeelte is zoo onwaarachtig als het ligtzinnig door hem werd opgenomen. Hoe is het mogelijk, dat de Schrijver aan de waarheid van zulk eene ongerijmde | |
[pagina 246]
| |
vertelling een oogenblik heeft kunnen gelooven, en zich verlagen, om daaraan eene plaats in zijnen geschiedkundigen arbeid in te ruimen? Hoe! Koning willem I, wien de reiffenberg den eernaam van Scherpzinnige geeft, de Vorst, die zoo edel dacht en gevoelde, zou dan in staat zijn geweest, om den gruwelijken moord, aan het vereeuwigd hoofd van zijn stamhuis gepleegd, op de lafhartigste wijze goed te keuren! Maar zulk eene daad, die alleen kon vallen in het karakter van den Spaanschen tiberius, philips II, kon niet uitgaan van den regtschapen Vorst, die ons bestuurde - van Koning willem I. Dat zij van hem niet is uitgegaan, heb ik elders opgeteekend.Ga naar voetnoot(*) Maar genoeg ook van dit sprookje, zoo als over de historische onwaarheid, aan wier mededeeling de reiffenberg zich zoo roekeloos schuldig maakte.
Amsterdam, 20 Maart 1846.
|
|