Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1846(1846)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Al wat gij sellefs blasen kondt en roep daertoe geen vreemden mont! cats. Wel botte lincker die gij sijt! Wat gaet gij aen? Heet dat beleyt? Die bael en is niet op te tillen. Die is u al te lompigh swaer. Soo raeckt gij met het stuck niet klaer. Soo blijft gij kracht en sweet verspillen. Wat nu? wilt gij een sterke hant Van een of ander boerenquant Al dadelijck te hulp gaen vragen? Ey stae en peys eens op het werck, En neem vooraf een goet gemerck! Soo laedt gij light nogh self uw wagen. Want sie! een geestigh overlegh Ruymt vaeck 't beletsel uyt den wegh, Dat meerder kracht niet kon bewegen. - Gij wilt, mijn vrient! dat lastigh pack, Sie dat is wel! tot uw gemack, Nu voorts gaen kruijen langhs de wegen; Dat is wel vast een sneegh besluyt! Maer, wackre maet, legh mij eens uyt, Hoe gij dien koningh van de balen, Hoe gij toch wel die gantsche vracht Hebt voortgestuwt en hier gebraght? Gij hebt dien, of mijn sinnen dwalen, [pagina 208] [p. 208] Gij hebt dien, als een handigh man, Die wel voorsichtigh sjouwen kan, Gestadigh om en om gekentelt; Maer hoe, sijt gij nu t'eynden raet? Kom, wend den bael eens, dat hij staet, En is hij op sijn kop gewentelt, Brengh dan uw wagen eens daerbij, En legh dien eens soo wat op sij, Als moest hij 't pack gaen onderscheppen; Maeck, wackre jongen, dat uw knie Aen 't hellent voertuygh steunsel bie; Wil dan uw beyde handen reppen; Grijp 't pack van boven... Met één ruck Soo sijt gij meester van het stuck. Wil yemant dit nu toe gaen passen? Wel, leser! treck er tot besluyt Dan dese nutte leeringh uyt: 't En sijn niet altijt volle tassen, 't En is niet enckel groote kracht Of t' oock geen hulp van meerder maght, Daervan men d'uytkomst van sijn wenschen, Of 't eynt van 't geen men soeckt en doet, Verwachten of t' oock hopen moet. Bij wijlen hebben swacke menschen Een groot en maghtigh werck volmaeckt, Dat soms een koningh had gestaeckt. Wie veerdigh is in 't overlegghen, Die krijght al light, met eyghen hant, Het swaerst en 't moeijlijckst werck tot stant; Van hem sal heel de werelt segghen: Ey siet eens wat een rap gesel, Die schickt sijn saecken wonder wel! - Beleyt doet meer dan lompe krachten. Het overlegh maeckt swacken sterck. Het overlegh is 't heele werck. Dat is de macht van alle maghten; Een goet beleyt geeft groot gemack. 'K herhael wat vader Cats al sprack: [En wat die vader heeft geschreven Dat dient wel tot aen 't eind der aert Gehoort en oock in 't hert bewaert, Jae in een yeders mont gebleven.] ‘Al wat gij sellefs blasen kont En roep daertoe geen vreemden mont!’ A. v.I. Mengelw. No. III, bl. 137, reg. 12 v.o. staat lodewijm, lees lodewijk. - - bl. 143, reg. 9 v.o. staat na, lees naar. Vorige Volgende