Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1846
(1846)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijNog iets over het woord onderhavig.Zonder den handschoen te willen toewerpen aan batavus, die, door de reuzen-wapenrusting van bilderdijk gedekt, het oordeel der verfoeijing tegen onderhavig heeft ingeroepen, in het Mengelwerk der Vaderlandsche Letteroefeningen, Julij 1845, bl. 453, veroorloove ik mij, eenige vragen aan onze Nederlandsche taalkenners voor te stellen. Ik wil niet naar de oorzaak vragen, waarom bilderdijk zoo ontevreden was, of partijdig, of hoe moet het heeten, ten aanzien van Duitschland, dat hij er meermalen het scheldwoord mof op toepast? maar zoude het niet dienstig zijn, dat batavus duidelijker opgaf wat hij door moffentaal verstaat? In den gemeenzamen spreektrant gebruikt men het woord mof van het land, van een' inwoner, van de taal - van Westphalen, en hecht er het denkbeeld aan van lomp en onhebbelijk; maar houdt dit ook steek en komt het te pas | ||||||||||||||||||||
[pagina 197]
| ||||||||||||||||||||
bij het onderzoek van eenig taaleigen en dialekt? Elke tongval toch, hoe grof, hoe afwijkend, hoe gemengd, hoe bedorven, in vergelijking tot de gevestigde, beschaafde, klassieke taal, waarvan hij een bestanddeel is, is, als zoodanig, geen voorwerp van verachting, maar van des te zorgvuldiger beschouwing. En voor wie zich met de Duitsche taal in 't algemeen, of met een' harer hoofdtakken, bezig houdt, staat het Westphaalsch dialekt even zoo zeer te raadplegen als andere aangrenzende. Wie hierin geen vreemdeling is, kent er ook de hier en daar gedrukte taalproeven van. De gelegenheid ontbreekt mij thans van veel hulpmiddelen te raadplegen: onderhavig, of een er naar zwemend woord, tref ik echter in het Hoogduitsch niet aan. Is het Plat Duitsch, Westphaalsch, Nederrijnsch? Is het, misschien, meer bepaaldelijk, en bij uitsluiting, Groningsch, of Overijsselsch, of Geldersch? Even min. Van waar en wanneer is dan dit afschuwelijk woord ingeslopen in onze Nederduitsche taal? Zoo ver ik weet, ontbreekt ons nog een woordenboek van deze taal, hetwelk bij elk woord den oudsten Schrijver aanwijst bij wien het voorkomt. Hoe zullen wij dan den tijd, en het land, van de geboorte bepalen? In afwachting van betere overtuiging geloof ik tot nu toe, dat onderhavig met goed regt in onze Nederduitsche taal te huis behoort. Wordt niet het Etymologicum Teutonicae linguae aangemerkt als eene bewaarplaats onzer zuivere, althans oudere, taal? Aldaar vindt men: onder-haevigh, onder-hevigh: obnoxius, subjectus, enz. (Uitg. van van hasselt, IIe Deel ll. 445.), zonder eenige aanwijzing, waarop hier wel te letten is, dat het tot een' bijzonderen tongval behoort, zoo als kiliaan elders meermalen gewoon is en bepaaldelijk het Sicambrisch (d.i. Geldersch, Guliksch, Kleefsch) aanwijst. Beschouwen wij nader het zamengestelde bijvoegelijk woord. a. Wat mag de beteekenis zijn van havig? Is het niet deze: iets 't welk in 't bezit is, in have is van iemand? (over dit have zoo aanstonds nader.) Onderhavig is dus, met andere woorden, wat iemand onder zich heeft, wat men onder handen heeft, wat gehouden wordt, indien hebben een passivum toeliet: wat gehebt wordt. Men vergeve mij voor een oogenblik deze taalfout. Naar de analogie staat havig gelijk met de zamengestelde in | ||||||||||||||||||||
[pagina 198]
| ||||||||||||||||||||
b. Van waar het bijvoegelijk havig? Op kiliaan's spelling: haevigh, hevigh, komt het hier niet aan, zoo min als, bij voorbeeld, in pael, haeck, daenigh en honderd andere. Herkent men niet een' zeer ouden wortel hab, of, met verwisseling der lipletter, hav, in het
Van daar het zelfstandig N.D. naamwoord have; wat men heeft; eigendom; en wederom van daar het (verouderd of verloren) bijvoegelijke havig; wat in iemands bezit, iemands eigendom is. Van het zelfstandige have is ook afkomstig: havelijk goet. Supellex; uit den Delftschen Bijbel aangehaald in den Woordenlijst van de Maatschappij van Letterkunde te Leiden. 1787 bl. 113. In welke lijst, in 't voorbijgaan gezegd, onderscheidene drukfouten zijn ingeslopen. Heeft havig, derhalve, iets gemeen met hevig, heftig? met havik? Dezen laatsten aanverwant heeft de ijverige batavus zekerlijk niet in ernst aangegrepen om zijne onderhavige prooi te vernielen. Havik. Sax: Havok. Eng.: Hawk, gelijkt toch veel meer naar het Nederd. haak, en schijnt het haken des vogels met de poten, het grijpen, aan te duiden. Genoeg. Aan den arendsblik onzer taalkundigen laat ik het gaarne over, mijne vragen te beantwoorden, en mij, zoo ik mistastte, te regt te wijzen. Het bevordert de taal, de waarheid, de wederkeerige heuschheid. October 1845.
| ||||||||||||||||||||
[pagina 199]
| ||||||||||||||||||||
Slotbijdrage over het verkeerd gebruik van onderhavig in den zin van: nu behandeld (onderwerp), en iets over scheppen en ander misbruik van woorden.Batavus heeft in zijn Stukje, geplaatst in het Mengelwerk der Vad. Letteroef. voor Julij 1845 No. IX, daarna overgenomen in het Algem. Handelsbl. 13 Augustus 1845, en in het Weekbl. van het Regt No. 626, getracht zijn gevoelen bekend te maken, geschraagd door het gezag van bilderdijk in zijne Brieven aan de Heeren abr. en Mr. jo de vries, dat het woord onderhavig bij vele Regtsgeleerden, Staatkundigen en andere Schrijvers nog altoos, schoon hij 't onder de taalkundigen uitgemaakt achtte, dat dit, onjuist en ontaalkundig was, verkeerdelijk gebruikt werd in den zin van een passif, bijv. het onderhavig onderwerp, het onderhavige meisje, in plaats van: het behandeld onderwerp, het bewuste meisje. Behalve dat batavus dergelijk gebruik van het woord in dien zin eene verbastering der taal noemde, verklaarde hij tevens dat het onwelluidend en stuitend klonk en dat het gebruik daarvan in die gemelde beteekenis hem bovendien niet onvermijdelijk toescheen, omdat er vele synonymen bestaan, welke, naar zijn inzigt, hetzelfde uitdrukken in zuiver Nederduitsch. In afwachting nogtans van hetgeen de Commissie tot Taalzuivering uit het midden der Leden van het Kon. Ned. Instituut omtrent dit gebruik van het woord onderhavig zoude bepalen, verklaarde batavus inmiddels de aandacht van het publiek op het verkeerde gebruik daarvan te willen vestigen. Het blijkt nu, dat batavus niet te vergeefs de Dagbladen als 't beste middel ter algemeene verspreiding zijner gedachten gekozen heeft, daar toch al spoedig, eerst in het Algem. Handelsbl. 25 Aug. 11., een tegenstukje verscheen van hollandus, nogtans met eene aanmerking van de Redactie ten voordeele van 't beweren van batavus; daarna een tegenschrift in het Weekbl. van het Regt No. 629 van frisius, insgelijks met eene aanmerking der Redactie ten gunste van batavus; en eindelijk thans een derde meer uitvoerig tegenartikel in de Vad. Letteroef. door L.J. hetwelk hier boven den Lezer is medegedeeld, terwijl dezelfde L.J., bij 't inzenden ter plaatsing deze periode gevoegd heeft: ‘het verkeerd te | ||||||||||||||||||||
[pagina 200]
| ||||||||||||||||||||
pas brengen van het woord onderhavig, waartegen batavus zich verzet, verdedig ik niet, dit spreekt van zelf.’ Eilieve, wat zal batavus dan nu, daar er ruim een half jaar sedert de plaatsing van zijn stukje verloopen is, en hij tot heden geene verdere bedenkingen vernomen heeft, ten slotte op de artikels van hollandus, frisius en L.J. (gelrus) antwoorden? Inderdaad, kan hij niets anders of beters aanvoeren, dan bereids, vooral door de Red. van het Handelsblad en deels ook door die van het Weekbl. van het Regt, ja door L.J. zelven is in het midden gebragt en ook duidelijk uit zijn eerste opstel af te leiden is, t.w. dat men wel heeft betoogd dat onderhavig op zich zelf een Nederduitsch woord is, op het gezag van kiliaan, ten kate, hooft, weiland enz., maar niet, dat batavus, op het gezag van bilderdijk, te onregte beweerd heeft, ‘dat het woord in de beteekenis, waarin het thans zoo dikwijls gebruikt wordt, ontaalkundig en geen Nederduitsch is: en dit is de hoofdvraag: want dat onderhavig als een andere vorm en in de nog heden gebruikelijke beteekenis van onderhevig (aan, of met iets behebt) ook oudtijds gebezigd werd, schijnt buiten twijfel, op grond van de genoemde Taalkundigen.’ Hollandus, frisius, gelrus, hebben dus wel betoogd, dat onderhavig in onze taal thuis behoort, maar niet dat het in dien zin, waarin het woord thans gebezigd wordt, zuiver Nederduitsch is: integendeel, door hierover het stilzwijgen te bewaren, heeft men inderdaad het eigenlijk gevoelen van batavus gaaf aangenomen en erkend. Intusschen heeft men zich alzoo veel moeite gegeven, zonder het ware punt in geschil aan te roeren of te beslechten, althans zooals batavus dit in geschil bragt en ook duidelijk uit zijn stukje is op te maken. Het ongepast gebruik van een woord kan plaats vinden, ondanks dat het woord zelf goed Hollandsch is. Zoo moge onderhavig, voor onderhevig, Hollandsch wezen, maar het woord is in dien zin in onbruik geraakt en in de beteekenis waarin het thans gebruikt wordt, voor behandeld, bewust, gemeld (onderwerp), is het gewis geen Hollandsch. Om zijne regte meening aan te wijzen, bezigde batavus de plaats van bilderdijk in zijne Brieven aan de Heeren a. en jo. de vries als aanleiding, omdat hij eenmaal uit den mond van die Heeren zelven meende gehoord te hebben, dat zij hunnen vriend bilderdijk geraadpleegd hadden, én over onderhavig in den zin van behandeld als een | ||||||||||||||||||||
[pagina 201]
| ||||||||||||||||||||
passif, én over het woord Griffier enz., waarbij speelswijze door hen gevraagd was, of het haviksachtigeGa naar voetnoot(*) onderhavig in dien zin wel goed gebezigd was, gelijk het gewis geen fraai woord daarenboven was; en of het woord griffier, dat iets van griffioen had, Hollandsch was; over doelmatig enz. Dat nu bilderdijk, op deze jokkernij (in brieven aan bilderdijk zoo noodig, om hem op te beuren en zijn leerzaam antwoord uit te lokken,) zooals men uit het woord Aan den Lezer vóór die Brieven gedrukt nader kan zien, in zijn vertrouwelijken brief het woord onderhavig in den gemelden zin van behandeld onderwerp gebezigd als passif geen Hollandsch woord noemde, beweert batavus thans nog, de cardo quaestionis te zijn. Of bilderdijk het met regt Duitsch of mofs noemde, is bijzaak. Dat men bilderdijk na zijnen dood hard valt, omdat hij in een vertrouwelijken brief van mof durfde gewagen, is al zeer onwetenschappelijk en inhumaan. Bilderdijk immers bragt die brieven zelf niet aan 't licht, en mogt hij dan niet zoo schrijven? Of mogten en konden de uitgevers dier Brieven, die alléén bevordering van wetenschap beoogden en de kennis van bilderdijks karakter, mogten of konden zij veronderstellen, dat men iets uit zijn verband zou rukken, terwijl men brieven van een genie toch wel al te zamen dient te lezen, om zijn karakter op te maken uit het geheel? Wie nog niet ingedrongen is in den geest, hoe bilderdijk moet beoordeeld worden, leze de Voorrede van Mr. jer. de vries nog eens na. Hoe het zij, batavus vertrouwt hiermede genoeg gezegd te hebben. Die zijn vorig opstel leest, zal zien, dat hij alleen bedoelde het ongepast en onwelluidend gebruik van onderhavig in eenen bepaalden zin ter sprake te brengen, en die de opstellen, daartegen geschreven, leest, zal zien, dat men hem dit tot nog toe niet heeft kunnen tegenspreken, dat men alleen betoogd heeft, dat onderhavig van Hollandschen oorsprong is, maar niet, dat het als passif kan gebezigd worden voor behandeld onderwerp; terwijl het woord, ook in den zin van onderhevig, althans geheel in onbruik is geraakt.
Nog een voorbeeld ten besluite, want batavus erkent | ||||||||||||||||||||
[pagina 202]
| ||||||||||||||||||||
dat de strijd over gepast of verkeerd gebruik van een onschuldig woord, misschien de moeite van een oningewijde in taalkennis, niet waard is, en hij wil er dus thans van afstappen. Het volgende ligt hem echter na aan het hart. Scheppen is ongetwijfeld een Hollandsch woord, maar is het wel gepast, is het niet veel eer zeer stuitend, (ja veel meer aanstotelijk dan onderhavig,) dat men in den laatsten tijd dit woord, vooral door dichters, maar ook door opgewonden prozaschrijvers, ja zelfs van den gewijden kansel, van menschenwerk gebezigd vindt, terwijl het door onze vrome voorvaders zóó schoon en gepast alléén van het Opperwezen gebezigd werd? Dit is misschien eene vraag meer aan het zuiver godsdienstig gevoel, dan aan diepe taalkennis ter uitspraak voorgesteld! Ons hindert en stuit het, ja wij verklaren deze nieuwe mode voor eene verbastering van smaak, voor eene uitputting van taalvermogen te houden. Omdat men het niet genoeg vindt, iemand den grootschen ontwerper of zamensteller van eenig werk of gewrocht te noemen, moet het nu wezen, dat hij schept. Het is hetzelfde als hetgeen men van Franschen leert, om een groot kunstenaar of genie een god of halven god te noemen, of, wanneer men iets overschoon en onovertroffen acht, het goddelijk te heeten; hoe menigwerf luidt het van een beroemd musicus of schilder: dat de toonen goddelijk, hemelsch zijn, die hij uit zijn speeltuig lokt; of van de voorstelling van het schilderstuk: dat het goddelijk is, wat de schilder schept. Zeg niet, (ofschoon geen voorbeeld iets bewijst) dat een de dekker van zijn vader getuigde: ‘Gij zijt mij als een god geweest.’ Immers, vooreerst verzacht de bijvoeging als de uitdrukking, en ten anderen is er in het begrip, dat: God onze Vader is, eenige verdediging van een vers opgesloten, hetwelk de teederlievende zoon, in overkropte droefheid, in volle uitstorting des harten, aan de nagedachtenis zijns vaders wijdt! - Wij zouden hier nog iets bij kunnen voegen over misbruik van 't woord eeuwig en almagtig. Maar het aangevoerde zij genoeg.Ga naar voetnoot(*) En waarom nu dit toevoegsel over scheppen, over god en goddelijk als oneerbiedig en onbetamelijk misbruikt? Het is, Lezers! om u te toonen, hoe veel minder batavus eigenlijk aan het ongepast en onsierlijk gebruik van onderhavig hecht, dan aan het misbruik | ||||||||||||||||||||
[pagina 203]
| ||||||||||||||||||||
van die andere woorden; terwijl hij ook nog openhartig verklaart, geen de minste gewigt aan zijn opstel te hechten, en alleen uit een zekeren inval het geschil over dit woord te hebben opgeworpen: maar, waar het misbruik van woorden tot oneerbiedigheid leidt, daartegen trekt hij met al zijn magt te velde.
Batavus. |
|