Nog een woord over A.R. Falck.
Aan de Redactie der Vaderlandsche Letteroefeningen.
WelEdele Heeren!
Met genoegen las ik, in No. II van uw Tijdschrift, de vertaling van het eerste gedeelte van het woord over a.r. falck. Het levert een bewijs op, dat de vreemdeling niet altijd blind is voor de edele hoedanigheden onzer landgenooten, maar zich vaak gedrongen gevoelt, om de verdiensten van onze beroemde mannen te huldigen. Zoo iemand, dan is falck die hulde waardig; en de man, door onzen van der palm op zulk eene voortreffelijke wijze in al zijne schitterende eigenschappen afgemaald, zal wel, door alle tijden heen, als een voorbeeld van moed en geestkracht, van vaderlandsliefde en vorstentrouw, van smaak en van staatkundige verdiensten worden aangewezen. ‘Falck was,’ gelijk de Hoogleeraar siegenbeek te regt in de Handelingen van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, van 1843, zegt, ‘een der kloekmoedigste herstellers van onze nationale onafhankelijkheid en een staatsman, die, om zijne gewigtige diensten, welke hij, in de aanzienlijkste en niet zelden hoogst moeijelijke betrekkingen, aan het vaderland bewees, onder deszelfs uitmuntendste staatslieden verdient geplaatst te worden.’
Bijzonder intusschen trof het mijne aandacht, wat op bladz. 73 van het Mengelwerk omtrent falck's dichterlijke bekwaamheden gezegd wordt. ‘Hij maakte,’ lezen wij daar, ‘niet alleen Latijnsche, maar ook Hollandsche, ook Fransche verzen, en dat alles vloeide hem met eene verwonderlijke gemakkelijkheid toe. De meest dagelijksche dingen namen in zijnen mond of op zijn papier de gedaante van maat en vers aan; het rijmwoord kwam ongezocht en zonder opzet aan het einde van zijnen volzin; en, ofschoon deze proeven niet waardig waren hem te overleven, zij getuigden ongetwijfeld zoowel van eene reeds zeer uitgebreide kennis der beste schrijvers, als van een fijn gevoel voor hunne schoonheden.’
Als eene proeve van de Hollandsche verzen, door falck vervaardigd, bezit schrijver dezes een stukje, dat, naar