En als men dit niet straffeloos doen mag, waar blijft dan de vrijheid der drukpers?
Zou het dus niet noodig zijn, de Grondwet ook in dit opzigt te verbeteren, dat het openen der Staten Generaal met eene rede, door of van wege den Koning uitgesproken, en waarbij Z.M. de gelegenheid had zijne gedachten over den gang van het bestuur kenbaar te maken, stellig wierd voorgeschreven, met bijbepaling, dat de uit te spreken Troonrede vooraf in den raad der Ministers gearresteerd wierde, en dat allenthalve de Ministers gezamentlijk voor den inhoud parlementair verantwoordelijk zouden zijn, voor zoo veel zij niet, ten gevolge van hetgene was uitgesproken, hun ontslag verzochten? - Immers, door in dienst te blijven, verklaren zij, al hetgene van den Troon gezegd is overeenkomstig te zijn met hunne eigene zienswijs: en de Koning zou toch in zóó ver vrij blijven, dat wel zou worden weggelaten datgene, waarvoor het Ministerie de verantwoordelijkheid niet op zich durfde nemen, maar dat Z.M. echter niets zou zeggen, dan hetgene hij zelf dienstig achtte. De invloed der Ministers wierd alzoo nooit van stelligen, maar slechts van ontkennenden of beperkenden aard. Maar is dit thans zoo niet, en heeft dus de Schrijver in zijne opvatting der Grondwet gelijk, dan levert hij onwillekeurig een betoog ten voordeele van de noodzakelijkheid der herziening.
Met het doel om die herziening te bevorderen, deelt de Heer mauvillon, in zijnen algemeen bekenden geest, waarmede Referent echter niet volkomen in kan stemmen, zijne aanmerkingen mede. Vele, de meeste zelfs, zijn gegrond, en alle verdienen overweging, inzonderheid de algemeene aanmerking, bl. 76: ‘Gebrekkige Grondwetten bestaan er ook wel in andere Staten, maar zulk eene als de Nederlandsche is, nergens. Alle andere Grondwetten bezitten in zich zelve toch nog kiemen, waaruit verbeteringen kunnen voortspruiten, alleen de Nederlandsche niet: want, gesteld eens, dat, tegen alle verwachting, een voorstel tot wezenlijke verbetering in de Tweede Kamer zoodanigen bijval vond, dat hetzelve, tot