Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1846
(1846)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijNatuurkunde van den Mensch, door G. Valentin, Hoogleeraar te Bern. Uit het Hoogduitsch door J.G. Rooseboom, Med. Doctor te Gouda. Met 234 tusschen den tekst geplaatste houtsnee-figuren. Te Gouda, bij C.B. van Goor. Isten Deels 3de Aflevering. In gr. 8vo. bl. 497-764; IIde Deel, in vier Afleveringen, 930 bl. f 12-:Bij onze aankondiging van de twee eerste afleveringen dezer vertaling in het vorige Deel van dit Tijdschrift (bl. 483-494) gaven wij onzen wensch te kennen, dat zij voltooid mogt worden. Aan dezen wensch is thans reeds sedert verscheidene maanden voldaan, en de uitgave is met meerderen spoed voortgezet, dan anders veelal bij zulke groote ondernemingen het geval is. Een geheel overzigt van het werk te geven, achten wij niet noodig. Wij verwijzen tot hetgeen wij vroeger over deszelfs strekking gezegd hebben. Valentin vertoont zich in dit werk, gelijk in zijne overige geschriften, als een vlijtig waarnemer en bedachtzaam proefnemer; daarbij, wanneer hij een onderwerp in deszelfs zamenhang beredeneert, als een analytisch denker, die op alle combinatiën met aandacht let en bij voorkeur alles tot vaste | |
[pagina 651]
| |
vormen terugbrengt, waarop berekening en maat toepasselijk is. Als voorbeeld daarvan kan hier wederom strekken 't geen in het eerste Deel over de afscheidingen gezegd wordt (bl. 589 en verv. van de vertaling). Hoe uit eene en dezelfde grondstof, uit het bloed, in verschillende klieren zulke verschillende stoffen worden bereid, is een zeer zonderling en nog niet verklaard verschijnsel. Maar waar men de verklaring van dat verschijnsel zoeken kan, en aan welke voorwaarden het gebonden zijn moet, heeft de Schrijver met zorgvuldigheid nagegaan, hoezeer hij dan ook de zaak nog onbeslist moet laten. Onlangs vonden wij eene niet ongepaste vergelijking met de verschillende eigenschappen (energiën, zoo als muller het uitdrukt) der zenuwen, in w.p. alison, Observations on the principle of vital Affinity, Transact. of the Royal Soc. of Edinburgh. Vol. XVI, p. 2. 1846. De zenuwen, hoezeer in structuur en zamenstelling aan elkander gelijk, hebben zeer verschillende hoedanigheden en werken slechts op zekere prikkels terug of geven althans slechts bepaalde en eenerlei aandoeningen, zoo zij door verschillende prikkels worden aangedaan. Zulks is aan de plaats der zenuwen gebonden; men denke aan de hersenzenuwen, de wortels der ruggemergzenuwen. Zoo meent alison, dat ook de plaats bij de klieren eene hoofdvoorwaarde der bepaalde secretie is. Doch ook hiermede is niets verklaard; eigenlijk slechts het eene onverklaarde met eene andere onverklaarbare zaak vergeleken, en echter is dit denkbeeld nieuw en kan veelligt later licht verspreiden. Doch zulke vergelijkingen vallen minder in den smaak van valentin. Hij is minder beschrijver der natuur, dan ontleder harer verschijnsels. Met bijzondere uitvoerigheid is de physiologie der zenuwen behandeld. Bij de laatste afdeeling (de leer der generatie), hoe leerrijk ook behandeld, zoude men uit de meerdere beknoptheid bijkans vermoeden, dat de Schrijver ten einde had willen spoeden. De Vertaler heeft zich van zijne taak over 't geheel wèl gekweten. Bij minder spoed had hij veelligt eene meer vrije vertaling gegeven, die minder duidelijk eene Duitsche kleur droeg, zonder daarom aan den waren zin des oorspronkelijken Schrijvers te kort te doen. Reeds vroeger maakten wij op germanismen opmerkzaam; zij ontbreken ook in de voor ons liggende gedeelten niet. Zoo b.v. I. bl. 604, r. 4 en 3 van ond. ‘de dieren gaan vroeger of la- | |
[pagina 652]
| |
ter, steeds echter binnen weinige dagen, te gronde;’ II. bl. 865, r. 5 v. ond. ‘de kop’ (van de vrucht, waar wij, zoo ik meen, steeds ‘het hoofd’ zeggen); bl. 899, r. 2 van boven ‘onbuigzame wettelijkheid,’ en wat dies meer zij. Daarnaar te zoeken zou niet noodig zijn, maar eene aanwijzing daarvan schijnt mij zonder nut.Ga naar voetnoot(*) Somtijds ligt de vreemdheid der uitdrukking bij den Schrijver zelven. Zoo lezen wij bij hem ‘psychologische Auffassung des Seelenlebens,’ 't geen dan ook getrouw, II. bl. 818, wordt overgebragt door ‘psychologische opvatting van het zieleleven’; een weinig verder, II. bl. 819, lezen wij: ‘de hooge geestelijke ader opgewekt en in eenen merkwaardigen graad ontwikkeld;’ een ader kan worden opgespoord, maar hoe zij kan worden opgewekt en ontwikkeld weten wij niet. Op het gebied der psychologie verwijlt ook de Schrijver slechts kort. Hij is daar minder te huis dan waar hij kan tellen of meten. Bijzonder duidelijk en grondig is het korte oordeel 't geen hij over de cranioscopie velt (II. bl. 826.) Vertalingen van Duitsche werken in physiologie en theoretische geneeskunde zijn thans in ons vaderland zeer in zwang gekomen. Naauwelijks was deze vertaling voltooid, of wij zagen den aanvang verschijnen eener vertaling van een tweede beknopter werk van valentin (Grundriss der Physiologie), 't geen in Maart dezes jaars in Brunswijk bij vieweg werd uitgegeven, en een enkel woord, 't geen wij in onze eerste aankondiging van de tegenwoordige vertaling ter neder schreven, gaf aanleiding tot de uitgave eener vertaling van henle's allgemeine Anatomie. Het zou misschien minder heusch zijn, zoo wij den bekwamen Vertaler van dat werk, Dr. heynsius, hier gingen aanwijzen, dat hij meer uit onze woorden heeft afgeleid, dan wij daarin meenen gezegd te hebben; maar zijne voorrede behelst eene verdediging der vertalingen, welke wij hier niet geheel met stilzwijgen kunnen voorbijgaan. Wij hebben in onze vroegere aankondiging van valentin's Physiologie en ook bij andere gelegenheden het nut dier | |
[pagina 653]
| |
vertalingen eenigermate betwijfeld, doch erkennen gaarne, dat Dr. heynsius zijne zaak met ijver en met bekwaamheid bepleit. Hij meent, dat ook velen, die met de Hoogduitsche taal wel bekend zijn, eerst door vertalingen met de nieuwere producten der wetenschappelijke letterkunde in die taal kennis maken, en hij kon wel gelijk hebben. Wij kunnen zulks ten deele toegeven, en erkennen, dat wij ons misschien te veel in onze gedachten bepaalden bij geneeskundigen, die in grootere steden of in Akademieplaatsen wonen, waar de buitenlandsche nieuwe werken, die in het licht komen, door verschillende boekhandelaars steeds ontvangen en geregeld ter bezigtiging worden aangeboden. Maar geheel onkundig kan men er toch ook in afgelegener plaatsen niet aan blijven, doordien de tijdschriften er melding van maken, en toch weinige beoefenaars der wetenschap geheel buiten alle lectuur van de nieuwere tijdschriften zijn. Het tweede hoofdargument voor vertalingen, dat daardoor aan binnenlandsche nijverheid (aan onze drukkers en boekhandelaren) een geldelijk voordeel verschaft wordt, 't geen anders geheel naar buitenslands wegstroomt, geven wij gaarne toe. Wij willen derhalve van ons algemeen oordeel iets afdingen, en doen zulks te eerder, omdat het toch eene vrij vruchtelooze poging is om tegen den stroom op te zeilen, en niet slechts zij, zoo als de Heer heynsius zegt, waarvoor de vertaling bestemd is, maar ook zij, die vertalen, over het algemeen, zoo als de ondervinding leert, in de kritiek minder belang stellen. Mogten het dan slechts voortreffelijke boeken zijn en goede vertalingen, die men ons leverde! In Engeland en Frankrijk heerscht over 't geheel dezelfde gewoonte. Muller's en wagner's Physiologische Handboeken zijn in beide landen vertaald; de geheele nieuwe uitgave van soemmerring's werk, en daaronder ook henle's allg. Anatomie, werd in het Fransch overgezet. Hetgeen nog vóór twintig of minder jaren mogelijk was, dat een schrijver bij zijne natie voor oorspronkelijke denkbeelden kon opdisschen, 't geen hij door kennis van vreemde talen bij anderen had opgegaard, is thans niet meer denkbaar. Er vormt zich eene algemeene Europesche wetenschappelijke literatuur, gelijk vroeger door het gebruik eener algemeene wetenschappelijke taal, thans door vertalingen. Mogt het voorbeeld van Engeland in ons land vervolgens navolging vinden! Met en na de vertalingen, misschien (zoo veel | |
[pagina 654]
| |
willen wij zelfs toegeven) door de vertalingen, ontstonden daar oorspronkelijke werken, zoo als van carpenter, rijnier jones, todd en bowman, geheel op de hoogte van de tegenwoordige wetenschap en doortrokken met den geest van al het beste, 't geen de Duitsche naburen in den laatsten tijd in het licht gaven. Wanneer ook bij ons deze vruchten uit de tegenwoordige periode van vertalingen ontspringen, zal zich niemand hartelijker dan Rec. in derzelver uitgave verheugen. J.v.d.H. |
|