daad. En zijn er nu wederom getuigen, die bewijzen, dat niemand anders, dan beschuldigde, het feit verrigt heeft,
dan volgt daaruit de schuld van den aangeklaagde. Ten deze heeft het Hof van Groningen tot de gedane vergiftiging bijna alleen uit het visum-repertum, eenigzins nader toegelicht, besloten. Voor Dr. kloosterhuis is dit echter in zóó ver onverschillig, dat hij toch, wegens gebrek aan bewijs betrekkelijk zijne handdadigheid, is vrijgesproken. Maar voor de wetenschap blijft de vraag over: ‘Waren lijkschouwing en proefnemingen met den toestel van marsh, gelijk alles is aangewend en medegedeeld, wel afdoende, tot bewijs van vergiftiging?’
Hetgeen heden zóó wordt beslist, zal welligt morgen weder anders beantwoord worden, naar mate nieuwe proefnemingen worden uitgevonden, en het gebrekkige van de tegenwoordig best gekeurde zal worden bewezen: gelijk Mr. schaap dan ook aanmerkt, bl. 73. Doch juist daarom vereenigt Referent zich met den aldaar ingewikkeld uitgedrukten wensch, dat geene veroordeeling ooit uitsluitend op chemische proeven in zóó verre worde gegrond, dat daaruit alleen tot het bestaan der misdaad zou worden besloten.
Bijzonder veel licht is er, door de uitgaaf dezer Pleitrede, hetzij voor de geregtelijk-geneeskundige wetenschap, hetzij voor de leer van hetgeen als bewijs door getuigen in strafzaken moet worden aangemerkt, geenszins opgegaan. Na al hetgene reeds in de dagbladen, inzonderheid ook in het Weekblad van het Regt, over de zaak van Dr. kloosterhuis gestaan heeft, was er alzoo geene wezentlijke behoefte aan de afzonderlijke uitgaaf van dit regtsgeding, waarin de Advocaat-Generaal en de Advocaat van beschuldigde zich, gelijk in dergelijke zaken doorgaans geschiedt, even dapper hebben geweerd. Men vindt hier wederom den gewonen dialectischen tweestrijd; maar wij gelooven niet, dat de geneeskundige praktijk van Dr. kloosterhuis door dit geval zal gewonnen hebben!