| |
Schoenlein's klinische Lessen, in het Charite-Hospitaal te Berlijn; geredigeerd en uitgegeven door Dr. L. Güterbock. Uit het Hoogduitsch vertaald door J.C.E. van Campen, Officier van Gezondheid der 3de Klasse. Met eene Voorrede en eenige Aanteekeningen voorzien door Dr. C. Gobée, Officier van Gezondheid der 1ste Klasse, enz. In III Stukken. Te Utrecht, bij J.G. van Terveen en Zoon. 1845. In gr. 8vo. 578 bl. f 5-10.
Er zijn weinige werken van wetenschappelijken aard in den lateren tijd in het licht verschenen, welke, zonder zelve eene eigenlijke polemische strekking te hebben, zoozeer de gemocderen in beweging hebben gebragt, als schoenlein's Klinische Vorträge, herausgegeben von Dr. güterbock, van welke wij hier eene Nederduitsche vertaling aankondigen. ‘De kritiek heeft zelfs de grenzen der welvoegelijkheid overschreden,’ - om de woorden van Dr. gobée te gebruiken, - ‘en heeft een hartstogtelijk karakter aangenomen, geheel onwaardig bij de behandeling eener wetenschappelijke zaak.’ Prof. schoenlein had door zijn klinisch onderwijs zoowel, als door de uitstekende leerlingen, welke hij had gevormd, eenen grooten naam niet alleen in Duitschland, maar ook buiten zijn vaderland verworven. Het is grootendeels aan hem, dat de geneeskunde hare meer positieve rigting te danken heeft, daar hij op zijne kliniek het eerst op eene grootere schaal, dan men zulks tot hiertoe gewoon was, schei- en natuurkunde aan het ziekbed heeft toegepast. Intusschen, de man, van wien zulk een naam uitging, had zich door geene geschriften aan het lezend publiek bekend gemaakt, de man,
| |
| |
die als klinisch leeraar eenen Europeschen naam had, was als geleerde, in den gewonen zin des woords, niet bekend; want zijne ‘Vorlesungen,’ welke in 4 Deelen door eenige zijner leerlingen reeds vroeger zijn uitgegeven, hoeveel voortreffelijks zij ook bevatten, dragen al te zeer de blijken van met overhaasting door eenige eerstbeginnenden gedurende den collegietijd te zijn afgeschreven, dan dat wij deze als eenen maatstaf mogen gebruiken, om den meester te beoordeelen. Het was derhalve aan het geneeskundig publiek hoogst welkom, toen Dr. güterbock, reeds door vroegeren arbeid gunstig in de wetenschap bekend, het ondernam, eenige ziektegevallen uit schoenlein's kliniek, zoo veel mogelijk met des leeraars eigene woorden, mede te deelen. Die taak was echter moeijelijk, nog veel moeijelijker, dan het opteekenen van de woorden des leeraars in de collegiezaal. Dr. güterbock stond hier ook zelf aan het ziekbed, hij moest zijne aandacht verdeelen tusschen den lijder, waarover gesproken werd, en den meester, die over dien lijder sprak. Deze moeijelijkheid hebben velen der beoordeelaars over het hoofd gezien en zij zijn hierdoor verleid, niet alleen güterbock op eene onregtmatige wijze hard te vallen, maar ook om een onjuist oordeel over schoenlein zelven te vellen. Vanhier menige bitse uitdrukking, welke bijv. voorkomt in de kritiek van Dr. scharlau en Dr. lehrs, die reeds weinige weken na het verschijnen van het 1ste Stuk der Vorträge het licht zag. Maar ook de verdedigers der Vorträge (Dr. sifbert en Dr. c.a.w. richter) gaven hunne tegenpartij in grofheid van uitdrukking niets toe, en men mag, onzes inziens, gerustelijk stellen, dat
het boek door zich zelf beter wordt verdedigd, dan door deszelfs (ongeroepene?) kampvechters. Intusschen is de brochure van Dr. richter (Dr. schoenlein und sein Verhältniss zur neuen Heilkunde, mit Berücksichtigung seiner Gegner, 1843. Berlin) daarom van meer belang, dan de andere polemische geschriften over dit onderwerp, omdat zij ons niet alleen meerdere bijzonderheden omtrent schoenlein's onderwijs mededeelt, maar ook eenige inlichting geeft omtrent de wijze, waarop Dr. güterbock schoenlein's Vorträge heeft opgeteekend: ‘Aan het ziekbed staande onderzoekt schoenlein eerst den lijder’ - dus lezen wij daar onder anderen - ‘de diagnose wordt opgemaakt, de prognose ontwikkeld en de indicatie bepaald.
| |
| |
Daar het aantal toehoorders te groot is en het meerendeel derzelve te ver verwijderd staat, om dit alles, wat daarenboven door verscheidene vragen der aanwezigen en door het scheikundig onderzoek der excreta wordt afgebroken, te kunnen hooren, treedt schoenlein, alvorens hij een tweede ziekbed bezoekt, in het midden der zaal en rekapituleert, in de hoofdzaken, de aan het ziekbed ontwikkelde ziektegeschiedenis. Dit laatste nu is het, wat Dr. güterbock mededeelt. Er ontbreken hieraan dus, uit den aard der zaak, de naauwkeurige details, welke reeds aan het ziekbed uitvoeriger waren ontwikkeld.’
Men zoude zich dan ook bedriegen, indien men hier volledige ziektebeelden verwachtte; de zoo even opgegevene wijze, waarop güterbock deze klinische lessen heeft geredigeerd, maakte het reeds onmogelijk, dat hij iets zoodanigs leveren kon; maar daarenboven het is ook geene kliniek voor eerstbeginnenden, maar voor hen, die reeds eenigzins gewoon zijn zieken te zien, voor jonge artsen namelijk; en eindelijk ook moet men wel in het oog houden, dat de hoorders de natuur voor zich hadden, en dat schoenlein derhalve veel kon weglaten wat in leerboeken en voor eerstbeginnenden wordt vereischt. Neemt men bijv. het eerste ziektegeval van typhus abdominalis, dan valt het in het oog, dat men in de drie reeksen van verschijnselen, waaruit schoenlein (bl. 20) tot het stellen zijner diagnose komt, geenszins een volledig beeld van genoemde ziekte verkrijgt, en dat er voor vittende kritiek eene wijde deur openstaat. Maar houdt men de bovengenoemde omstandigheden in het oog, dan is het duidelijk, dat de hoorders voor het oogenblik aan de aanwijzing dezer drie reeksen van symptomen genoeg hadden; daarenboven vindt ook de lezer in de vijf volgende ziektegevallen genoeg bijzonderheden, waardoorhij het ontbrekende kan aanvullen, om zich een volledig ziektebeeld van den typhus te vormen; bijzonder leerrijk is vooral het vierde ziektegeval, daar het een voorbeeld oplevert, met hoe veel verschillende ziekelijke aandoeningen die algemeene toestand, welken wij typhus noemen, kan zamengesteld worden. - Men zoude verder ook verkeerd doen, indien men deze klinische lessen van schoenlein wilde vergelijken met uitgegevene klinieken van andere groote mannen, met name met de Clinique médicale van andral; de maatstaf ter vergelijking zoude zeer onbillijk
| |
| |
zijn voor schoenlein. Andral koos zelf uit zijne ziektegevallen de zoodanige uit, welke hij geschikt oordeelde, om tot eene bepaalde ziektengroep zamengevoegd te worden; hij had de aan het ziekbed waargenomene bijzonderheden als 't ware op zijn studeervertrek voor zich, hij had tijd en gelegenheid er à tête reposée een resumé van te maken en hierbij al die hulpmiddelen te gebruiken, welke zijne geleerdheid en zijne boekenkast hem aan de hand gaven. De ziektegevallen van schoenlein zijn niet door hem zelven, maar door güterbock uitgezocht; het zijn deels de zoodanige, welke güterbock voor het oogenblik het meest boeiden en welke hij derhalve ook het naauwkeurigst opteekende, deels ook de zoodanige, welke voorkwamen op eenen tijd, waarin welligt de verzamelaar in de beste stemming was, om naauwkeurig op te teekenen. Maar daarenboven, schoenlein sprak hier voor de vuist en - aangenomen, dat de verzamelaar alles naauwkeurig heeft terug gegeven, - men moet wel bedenken, dat de groote man hier sprak, zoo als het hem oogenblikkelijk voor den geest kwam, zoo als het de behoefte van het oogenblik vereischte en in allen gevalle geenszins met oogmerk, dat zijne woorden voor de pers zouden worden opgeschreven. Waarlijk, indien men dit bedenkt, dan klimt onze bewondering voor den man, die zoo juist en met zoo veel geleerdheid spreken kon. Men kan nu welligt hiertegen inbrengen, dat deze omstandigheden de kritiek ten opzigte van schoenlein wel is waar ontwapenen, maar dat zij met des te grootere kracht op güterbock moet aanvallen, die ongevraagd datgene aan de drukpers overleverde, wat niet voor dezelve was bestemd. Wij zouden zulks toegeven, indien hier inderdaad iets was geleverd, wat den
grooten man onwaardig was, of wat voor het heil der wetenschap en der menschheid beter ware achterwege gebleven. Doch juist dit ontkennen wij. Wij ontvangen hier in deze klinische lessen eenen schat van scherpzinnige opmerkingen, welke wel is waar dikwijls slechts fragmentarisch of episodisch zijn medegedeeld, maar welke toch voor den praktischen geneesheer van het hoogste belang zijn. Strenge en consequente toepassing van het natuur-, scheikundig en mikroskopisch onderzoek kenmerkt het ziekenexamen van schoenlein; maar hierbij zijn de algemeene symptomen niet verwaarloosd, en hierdoor zijn de gevolgtrekkingen tot den aard der ziekte ook doorgaans juist;
| |
| |
enkele natuurlijk uitgezonderd, zoo als bijv. die op bl. 41 sqq., waar uit een enkel toevallig aldus voorgekomen geval wordt aangenomen, dat in typhus de bloedligchaampjes verminderd zijn, en op deze vooronderstelde vermindering (bl. 46) zelfs eene parallel tusschen typhus en chlorose wordt opgetrokken. Kenmerkend voor deze kliniek is verder de beoordeeling der verschijnselen, welke gedurende het verloop der ziekte voorkomen; schoenlein tracht overal op te sporen, waar hij de verschijnselen op rekening der ziekte en waar hij dezelve op rekening der gebruikte geneesmiddelen moet schrijven; zulks is des te meer van belang, daar men over het algemeen niet kan zeggen, dat schoenlein - althans in de medegedeelde gevallen - eene passieve wijze van behandeling volgt; deze strenge scheiding van ziekteverschijnselen en geneesmiddel-symptomen is voor jongere en oudere geneesheeren hoogst gewigtig. Daar, waar de ziekte doodelijk eindigde, worden de lijkopeningen wel kort, maar zakelijk medegedeeld; zij zijn over het algemeen minder uit een pathologisch - anatomisch oogpunt, dan als contrôle voor de diagnose en voor de behandeling van belang; enkele malen werd de diagnose bij de lijkopening niet bevestigd, maar welk klinisch leeraar heeft hier wel niet eens in hetzelfde geval verkeerd als schoenlein? Zekerlijk zullen weinigen met meerdere opregtheid hunne dwaling hebben erkend.
De klinische lessen van schoenlein, zoo als güterbock ons dezelve mededeelt, geven ons eindelijk eengetrouw beeld van de eigenaardige voordragt van schoenlein; het is ons bijna overal duidelijk, dat de man zóó en niet anders moet gesproken hebben; de individualiteit van den beroemden meester komt er scherp in uit. Leest men bijv. het vierde ziektegeval oplettend door, dan ontwaart men overal, dat de geneesheer er als 't ware ongedurig over is, dat de genezing niet sneller vordert en dat er gedurig nieuwe complicatiën opkomen: ‘De lijder wil ons in het geheel maar niet met vrede laten. Er is mij zelden een geval van typhus voorgekomen, waarin zich zulke afwisselende verschijnselen voordeden, die zulk eene verschillende behandeling vereischten,’ (bl. 88.) Is het niet alsof wij schoenlein zelven deze woorden met een kwalijk verborgen ongeduld hooren uitspreken? In een ander geval (het 21ste) was de prognose aanvankelijk ongunstig, naderhand iets gunstiger,
| |
| |
daarna weder ongunstig. Wie krijgt er nu de schuld van? De lijderes zelve, die een' raauwen appel heeft gegeten: ‘Daar de lijderes onze voorschriften niet wil volgen en zich zoo weinig tegen uitwendige schadelijke invloeden behoedt, zoo zullen wij met de voorzegging voorzigtiger moeten zijn,’ (bl. 325). In nog een ander geval (het 32ste) waar bij een phthisicus verschijnselen van diabetes waren voorgekomen, werd den lijder ter vermindering der urine-afscheiding opium toegediend, welk middel hij, zoo als doorgaans bij dergelijke zieken het geval is, in vrij groote giften verdroeg; nu werd de patient op de kliniek familiaarweg ‘onze opiumeter’ genoemd. Dergelijke phrases, welker aantal wij nog zouden kunnen vermeerderen, en die niet zelden eenigzins in platheid ontaarden, dragen ten duidelijkste de kenmerken van zoodanig uit den mond van schoenlein te zijn gevloeid. Denzelfden stempel der waarheid dragen de gedurig voorkomende uitvallen tegen Fransche en ook andere geneesheeren, met name tegen hahnemann (bl. 267 en elders). Bouillaud moet het vooral nog al eens ontgelden: ‘Men heeft in lateren tijd gemeend als iets nieuws te hebben ontdekt, dat ontstekingen van het hart zich met heeten rheumatismus verbonden. Zoo als bekend is, heeft bouillaud deze belagchelijke praetensie gemaakt; het is een oud lied, dat de Italianen naar het Noorden hebben gebragt, maar dat de Franschen, wegens de hoogte der Alpen, niet schijnen gehoord te hebben’ (bl. 256). Op eene andere plaats is het, bij gelegenheid van de vraag, in hoeverre aderlatingen in typhus zijn aangewezen, dat bouillaud wederom eenen aanval heeft te verduren. ‘De waarheid ligt, zoo al niet in het Fransche juste-milieu, dan toch in het goede Duitsche midden. Ik merk hier slechts op, dat ik evenmin tot diegenen behoor, die dit middel als de eenigste panacea tegen deze
ziekte beschouwen, zoo als eerst de Duitsche arts, de oude marcus heeft gedaan, die in Frankrijk later slechts naäpers heeft gevonden (ofschoon men den Franschen gaarne de prioriteit van deze scherpzinnige geneeswijze zoude kunnen toestaan), noch tot diegenen, die deze geneeswijze bij typhus geheel verwerpen,’ (bl. 66). Eene enkele maal ontmoeten wij zelfs uitdrukkingen, welke wij profaan zouden noemen. Schoenlein waarschuwt bijv. (bl. 460) tegen het onberaden gebruiken van zoogenaamde oplossende middelen in gevallen, waar ongeneeslijke desorganisaties van
| |
| |
belangrijke ingewanden aanwezig zijn, als welke middelen geen voordeel aanbrengen, maar daarentegen dikwijls schaden: ‘Ik weet wel,’ zegt hij, ‘dat het geloof aan die middelen bij de geneesheeren nog zeer krachtig is, en ik wenschte te kunnen zeggen: gaat heen, uw geloof heeft u geholpen.’ Wij willen er schoenlein niet hard over vallen, dat hij, door zijne luim vervoerd, zich eene dergelijke uitdrukking heeft veroorloofd; maar gueterbock had bij zijne zucht, om zijnen leeraar naar waarheid te schetsen, moeten bedenken, dat hij diens naam door de vermelding van dergelijke zoutelooze aardigheden weinig dienst bewees; welligt, dat güterbock de uitdrukking ook aardiger vond, dan schoenlein zelf.
Wij hopen door het vorenstaande eenigzins den geest en de strekking dezer klinische lessen te hebben aangetoond; ons verslag is reeds te uitvoerig geworden, dan dat wij hier eene inhoudsopgave willen laten volgen; genoeg zij het, aan onze lezers de verzekering te geven, dat deze klinische lessen menig belangrijk ziektegeval bevatten, en dat ziekten der voornaamste organen in dezelve worden behandeld. De vertaling is over het algemeen zeer goed uitgevallen; men bespeurt doorgaans niet, dat men eene vertaling leest; op enkele germanismen stootten wij, zoo als: controvers, voor verschil van meening of iets dergelijks, meerdere (mehrere) voor verscheidene enz.; hypocratisch voor hippocratisch zouden wij voor eene schrijffout of drukfout van den Nederduitschen uitgever hebben kunnen houden, indien wij ons niet meenden te herinneren, deze zonderlinge fout ook in het oorspronkelijke te hebben aangetroffen. Eenige weinige aanteekeningen van Dr. gobée verhoogen de waarde van deze Nederduitsche uitgave; wij hadden echter wel gewenscht, dat de kundige Redacteur van het Tijdschrift Kliniek minder spaarzaam met zijne aanteekeningen ware geweest; waarschijnlijk evenwel hebben zijne veelvuldige bezigheden hem verhinderd, aan zijne aanmerkingen eene zoodanige uitbreiding te geven, als wij wenschelijk zouden geacht hebben. |
|