Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1846
(1846)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 494]
| |
In het Nijmeegsche zoogenaamde Schoolblad was de klagt aangeheven, dat in ons vaderland bij het onderwijs der jeugd onchristelijke schoolboeken gebruikt worden. Nadat reeds vroeger de Kindergedichtjes van van alphen als zoodanig waren aangewezen, koos de beoordeelaar A.J.v.B.C., in het op den titel genoemde nommer van dat Schoolblad, het sedert jaren gunstig bekende werkje van nicolaas anslijn, nz., de brave Hendrik, om de bovengenoemde klagt ‘te staven en te verduidelijken.’ Het bewijs, aangevoerd om te toonen, dat de brave Hendrik onchristelijk is, bestaat, volgens den beoordeelaar, daarin, dat Hendrik, wegens zijnen ijver en goed gedrag, tevreden is over zichzelven; terwijl integendeel, volgens het Schoolblad, den kleinen (let wel, kinderen van vijf tot zeven jaren) had moeten voorgehouden worden, dat de geheele mensch verdoemelijk is voor God! Andere bewijzen tot staving van het ongunstig oordeel gaan wij stilzwijgend voorbij; zij zijn allen van denzelfden aard en gelijke waarde. Dat de Steller van dit wèlgeschreven stukje met het grootste gemak het Schoolblad wederlegt, zal wel ieder op ons woord gelooven. Evenwel, wanneer wij bedenken, dat het te vergeefs is den moriaan te wasschen, den beer te likken en den ezel op de lier te willen leeren spelen, neen, dan zullen velen ons op ons woord niet gelooven. Maar voor dezulken zal ook het boekje wel niet baten. Mogten er echter menschen zijn, die te goeder trouwe dwalen in hunne bekommering over de strekking en beginselen van het genoemde schoolboekje en anderen van denzelfden stempel, denzulken zij dit werkje ter lezing aanbevolen, als zeer geschikt om hen te bevrijden van hunne ongegronde vrees, en hen te bewaren voor het gevaar van onwillekeurig mede te werken tot bereiking van het verfoeijelijk plan, om Nederland te berooven van eenen van deszelfs kostbaarste schatten, namelijk zoodanig eene inrigting van de scholen, dat zij voor onze jeugd, zonder uitzondering van eene enkele Christelijke belijdenis, nuttig zijn. |
|