De hooge waarde des Bijbels, vooral in betrekking tot de Jeugd. Een ernstig woord bij de woelingen der Roomsche Geestelijken tegen de verspreiding van dit Goddelijke boek, en deszelfs gebruik op onze Scholen. Te Amsterdam, bij J.J.D. Brugman. (1845). In gr. 8vo. 100 bl.
Bedriegen wij ons niet, dan voert in dit geschrift een Onderwijzer der jeugd het woord. Met hooge ingenomenheid spreekt hij over den Bijbel en prijst deszelfs gebruik, ook op de scholen, ernstig aan. Hij schetst den goddelijken oorsprong, den verheven' inhoud, den uiterlijken vorm en den weldadigen invloed des Bijbels af. Hij tracht daaruit tot deszelfs geheel éénige waarde te besluiten en beklaagt zich, dat hij in onze dagen uit het onderwijs der jeugd grootendeels verbannen is. Eene vergelijking met vroegere dagen valt ten nadeele van onzen leeftijd uit. En de onervarene jeugdige mensch, met zijn levendig gestel, aan de verleiding van anderen blootgesteld, heeft aan den Bijbel zóó zeer behoefte! En de Bijbel is voor het opkomend geslacht zóó uitnemend geschikt! Daarom mag hij niet langer miskend en verwaarloosd worden. De woelingen der Ultramontanen waarschuwen ons daartegen met hoogen ernst. Jammer maar, dat er zóó groote onverschilligheid heerscht onder Protestanten! O laat ons waken over onze godsdienstige voorregten, opdat niet Rome zegeviere!
Wij prijzen den welmeenenden ijver van den ongenoemden Schrijver en durven zijn geschrift in onze dagen wel aanbevelen. Wij mogen daarbij echter niet verzwijgen, dat wij hier niets gevonden hebben, wat elders niet reeds beter en krachtiger gezegd is. Ook is de lofspraak op den Bijbel, hoe hoog gestemd ook, alles behalve volledig en in meer dan één opzigt zeer oppervlakkig. In het algemeen is de voorstelling meestal hoogst onbestemd, en er komen hier en daar uitdrukkingen voor, die overdreven en