in de behoeften van alle armen, zonder te letten op de Godsdienstige gezindheid, tot welke zij behooren, en b. dat elke Godsdienstige gezindheid, zoo veel in haar vermogen is, door ondersteuning van hare leden, en naar hare eigene vast te stellen bepalingen, voorkomt, dat zij tot den algemeenen onderstand hunne toevlugt behoeven te nemen. In een laatste en derde deel zijner brochure geeft de Schrijver zoodanige bepalingen op, als hij zoude wenschen in de wetgeving op het Armwezen opgenomen te zien.
De laatstgenoemde Schrijver treedt in beschouwingen over de oorzaken der overbevolking van ons Vaderland, namelijk in verband met de bebouwde landstreken, en geeft als middelen tot wering van armoede en tot verbetering van den zedelijken toestand der lagere klasse, ook van diegenen, welke door de strafwet bereikt zijn en na het voleindigen van hunnen straftijd in de maatschappij terugtreden, op de vruchtbaarmaking onzer uitgestrekte heidevelden, en treedt in velerlei bijzonderheden dienaangaande. Hij laat niet na om de bestaande bezwaren daartegen te onderzoeken, en geeft middelen aan de hand, die, zijns inziens, zouden kunnen strekken, om die bezwaren te verligten of geheel uit den weg te ruimen; waarna hij de vruchten voor den Staat, uit eene alzoo gevestigde binnenlandsche kolonisatie te plukken, mededeelt. Hij wijst vooral het voordeel aan, dat de Staat heeft bij het bezit van een aantal kleine landbezitters, als vermeerderende den algemeenen rijkdom door de beoefening van den landbouw. Na dit alles in het breede behandeld te hebben, oppert de Schrijver zijne denkbeelden omtrent het doelmatige gebruik van onze overzeesche koloniën, en treedt ook hier wederom in beschouwingen, die wel verdienen met aandacht overwogen te worden. Eindelijk heeft de Schrijver de aandacht gevestigd op het middel van buitenlandsche kolonisatie, en geeft datgene aan de hand, wat hij als doeltreffend daarbij wenscht in acht genomen te hebben; vooral wanneer die kolonisatie ten doel had, de verwijdering uit het Vaderland van een aantal ontslagen misdadigers en andere personen, wier voortkomen hier te lande moeijelijk is, en die daardoor altijd min of meer gevaarlijk voor de maatschappij zijn. In een kernachtig gesteld besluit heeft de Schrijver de resultaten zijner verwezentlijkte denkbeelden aangegeven; en zeker is het waar, wat hij ten slotte zegt: ‘Zal het nationaal vermogen weldadig werken, dan moet het door al-