en XIIIde Hoofdstuk, het gewigtigste tijdvak van van den broek's leven in Indië, is zeer uitvoerig behandeld; het laatste gedeelte van het XIIIde Hoofdstuk, behelzende zijne laatste reize naar en verblijf aan de Roode zee in de belangrijke betrekkingen van Opperhoofd en Directeur der kantoren in Arabië, Perzië en Indostan, wordt maar even aangestipt. Jammer is het, dat de Heer weeda den lastbrief, door koen voor van den broek uitgevaardigd, niet heeft opgenomen. (Zie denzelve in de Nederlandsche Reizen, VIIde Deel, bl 97.)
Het werkje geeft ons overigens eene vrij goede afteekening van het leven en de daden van den edelen Nederlander, die, hoe ook in gevaar van het leven te verliezen, toen hij met den strop om den hals aan het strand stond, zijn volk nog toeriep van zich niet over te geven, maar zich uit al hunne magt integendeel kloekmoedig te verweren; en op welk feit wij ons de navolgende regelen van den Dichter de marre, uit zijn Batavia, herinneren, (IIIde B. bl. 126.)
Maar die geboeide Held, te moedig, stopt zijne ooren
Voor 't rot dier muiteren; hij wankelt noch hij zwicht,
Versmaadt zijn leven, druischt den vijand in 'tgezicht,
En roept, met dezen galm, naar onze zwakke vesten:
Schrikt niet, o Helden, die all' de Indische gewesten
Hoort galmen van uw lof! Staat vast; volgt, volgt mijn moed;
Verduurt dees boosheid; toont u waard te zijn dat bloed,
Waarvan ge uwe afkomst telt; dat de Iber heeft doen beven:
Verwint, of sneuvelt; dat uw namen eeuwig leven,
Als Bataviers; wijl u hun geest in de adren speelt.
Ref. ontmoette eenige misstellingen, die hij hier vermeent te moeten opgeven. Bl. 20. Honimox voor Honimoa; Noussa-Laoet voor Noessa-Laut. Bl. 24. kajoepoetik voor kajoepoetih. Bl. 27. Houwa mohel voor Homahowel. Bl. 29. Kapalakin voor Kapala-Ikan; Bl. 30. towak voor toewakh. (drank uit kokos- of andere palmboomen getrokken.) Bl. 31. Sanguweer voor sagoeweer en een aantal andere schrijf- of drukfeilen van dien aard. Zoo vinden wij bl. 92 ‘met de haren en de voeten aan stangen vastgelegd,’ dat met de handen en de voeten zal moeten zijn. Bl. 145. ‘Onder de banaanboomen;’ hier wordt zeker bedoeld de Waringa (ficus Indica,) [Indische Vijgeboom]. Elders staat mangostan voor manggiston e.d.