gen van die kennis met al de overige kundigheden van het menschelijk verstand, om tevens de hedendaagsche letterkunde en wetenschappen daarmede te bezielen, niet door eene slaafsche navolgingzucht, maar door eene vurige liefde en bewondering voor het ware, schoone en goede, dat in de gedenkstukken de Oude Letterkunde zoo krachtig uitblinkt. De studie der Oudheid moet ons tot de ware humaniteit (humanitas) brengen, en voor alles wat groot en edel in den mensch is bezielen. Tiberius hemsterhuis was een echt Hollandsch geleerde van den ouden stempel, maar zijn zoon was iemand, die, met de keurigste sappen der Grieksche letteren opgekweekt, een heerlijk voorbeeld opleverde, hoe de studie der Oudheid, te midden der moderne beschaving, den mensch vormen kan. Wij houden het er voor, dat men geen echt wijsgeer, godgeleerde, genees- en regtskundige kan genoemd worden, zonder van de ware kennis der Ondheid doordrongen te zijn. Evenmin kan men het in de dichtkunst en de beeldende kunsten ver brengen, zoo men niet met eene zekere kennis der Oudheid is toegerust, en met een aesthetisch gevoel voor de harmonie, die in hare
voortbrengselen heerscht, begaafd is. Deze kennis, met dit fijn gevoel verbonden, die de Duitschers de Alterthums-Wissenschaft noemen, is hier te lande schaarsch; mannen als frans hemsterhuis, en zelfs als van heusde, ontmoet men daar zeldzaam.
Het werk, dat wij hier aankondigen, is een zeer geschikte leiddraad, om tot de vereischte kennis der Oudheid te geraken. De verdienstelijke Schrijvers hebben voornamelijk schaaf's Encyclopedie der klassischen Alterthumskunde 4te Aufl. 1839 en hoffmann's Alterthumswissenschaft 1835, met nog andere, waarvan de rijke litteraturen opgegeven worden, gevolgd en een geheel beginnen te leveren, dat aan de eischen voldoet, van den hoogen trap waarop thans de wetenschap der Oudheid staat.
Men leze de uitvoerige inleiding, om van derzelver beteekenis, omvang, eenheid, doel, behandeling, verdeeling, nut en waarde, overtuigd te worden. Dit deel behandelt verder de Grammatiea, de Kritiek en Uitlegkunde en voornamelijk, op eene volledige wijze, de Geschiedenis der Grieksche en Romeinsche Letterkunde, waar men in een korter bestek meer bijeen vindt dan in de meer uitvoerige werken van furhmann, schoëll, bähr en anderen. Vooral kwam