uit het Fransch vertaald, door J.J. Woltersom, Officier van Gezondheid der 3de Klasse, te Arnhem. Te Arnhem, bij J.G. Stenfert Kroese. 1845. In kl. 8vo. XVI en 231 bl. f 1-70.
Het kan niet anders, of iemand, het zij geneeskundige, het zij hij, zonder geneeskundige te zijn, slechts eenig gezond verstand en levenswijsheid bezit, en die schrijft over de ligchamelijke opvoeding der kinderen, zal voor het minst iets bruikbaars leveren, al ware het maar om de kinderen voor het gevaar van te verdrinken of te verbranden te bewaren. Zoo ontkennen wij dan ook niet, dat in het hier door ons beoordeelde werk wel het een en ander, ja zelfs veel gevonden wordt, hetwelk verdient in aanmerking genomen te worden, en welks behartiging zeer zeker nuttig zal zijn. Maar verre is het er van af, dat het daarom zou beantwoorden aan de verwachting, welke de titel opwekt.
Een boeksken van een' zoo kleinen omvang kan bestemd zijn voor ouders van beperkte kennis en geringen staat; maar dan behooren de daarin voorkomende lessen en waarschuwingen ook van dien aard te zijn, dat derzelver opvolging en inachtneming binnen het bereik ligt van zoodanige lieden. Doch vele van de hier voorkomende voorschriften herinneren ons den eerzamen sanche pança, die zijnen lijfmedicus van de tafel joeg, omdat deze hem zoo veel verbood, dat de brave schildknaap gevaar liep om van honger te sterven; of het gezegde van die boerin: ‘Wat D....l, Heer Doctor, denkt gij dat ik mijne kinderen met oesters groot kan brengen?’ toen deze haar wilde beletten om hare kinderen zuurkool met spek te laten eten. - Maar misschien moet men het: ten gebruike van alle standen niet zoo letterlijk opvatten. Misschien heeft de Schrijver of Vertaler gemeend, dat die moeders op het land of in de achterafhoeken der steden minder behoefte hebben aan eene gezondheidsleer van den kinderlijken leeftijd. En waarlijk, wanneer wij de gezondheid en ligchaamskracht der bevolking van ons vaderland onder de mindere standen, vooral op het land, in aanmerking nemen, dan zouden wij ook wel neiging hebben om aldus te oordeelen. Zoo zou het dan de zoogenaamde fatsoenlijke (wij zijn wat te ouderwetsch, om ons gemakkelijk te gewennen aan het thans meer gebruikelijke fashionable) stand zijn, vooral de schoone sekse, tot welker gebruik het