len. Te Amsterdam, bij J.D. Sijbrandi. 1845. In gr. 8vo. 626 bl. f 6-75.
In dezen roman slaat ainsworth eenen geheel anderen toon aan, dan in de meeste zijner vroegere. Wij hebben hier althans met geene akeligheden te doen. Het Hof van Koningin anna, de intrigues van de Hertogin van marlborouch en hare tegenstanders - dat is het onderwerp, dat hij zich ter behandeling heeft gekozen. En die personen bewegen zich hier los en gemakkelijk, en hunne dikwijls weinig hoofsche taal en handelingen zullen menigeen doen meesmuilen. De heerschzuchtigheid van marlborough's gade is bekend, en de slavernij, waarin zij zelfs hare koninklijke meesteresse wist te houden. De gedenkschriften dier tijden zijn daar vol van, en ainsworth heeft haar niet gespaard. Fijne geestigheid, het Engelsche humor, moet men bij hem niet zoeken, maar aan dat, wat zijne landgenooten broad fun noemen, ontbreekt het hier niet, vooral ook in de tooneelen, waar de minder aanzienlijke personen hunne rol spelen. Het is geen boek, geschikt om onzen eerbied voor hoven en staatsmannen te vermeerderen; en schoon wij wel willen gelooven, dat de schilderij wat sterk gekleurd is, heeft men toch ook in Engeland hare algemeene getrouwheid gereedelijk erkend. De intrigue zelf heeft overigens niet veel om het lijf; het boek moet gelezen worden, om de bekende personen zich voor den geest te stellen, en het karakter en de zeden des tijds, althans aan het hof, te zien afgespiegeld. - Het vignet is zeer fraai uitgevoerd.