| |
| |
| |
Boekbeschouwing.
Geschiedkundig Overzigt der Predikwijzen in de Ned. Luth. Kerk. Eene Bijdrage tot de Geschiedenis der Kanselwelsprekendheid in ons Vaderland. Door F.J. Domela Nieuwenhuis. Te Utrecht, bij van Paddenburg en Comp. 1845. In gr. 8vo. 281 bl. f 1-70.
Twaalf Preken over teksten uit het O.T. Door F.J. Domela Nieuwenhuis. Te Utrecht, bij W.H. van Heyningen. 1845. In gr. 8vo. 273 bl. f 2-70.
Het eerste der beide aangekondigde werken is het laatste stuk der Bijdragen tot de Geschiedenis der Luthersche Kerk in de Nederlanden. Wij hadden gaarne gezien, dat die Bijdragen hadden kunnen voortgezet worden en hopen, dat de beide Redacteuren spoedig zullen worden in staat gesteld tot het voortzetten van hunnen arbeid.
Het geschiedkundig overzigt, dat ons hier gegeven wordt, is als bijdrage tot de geschiedenis der kanselwelsprekendheid in ons vaderland inderdaad belangrijk. Menige letterkundige bijzonderheid wordt door den arbeid van den Hoogl. nieuwenhuis aan de vergetelheid ontrukt, en wat het voornaamste is, een in bijzonderheden uitgewerkt tafereel wordt ons hier opgehangen, dat de verschillende predikwijzen in de Nederlandsche Luthersche kerk ons voor oogen stelt. Natuurlijk wordt alleen acht gegeven op die Evangeliepredikers, die preekbundels of enkele preken hebben uitgegeven, waarnaar wij dan de overigen eenigzins moeten beoordeelen. Groot is de voorraad van gedrukte stukken zeker niet. De Schrijver geeft van dit verschijnsel eene zeer voldoende verklaring. Moeijelijk is de taak, die hij aanvaardde, ongetwijfeld; maar zij is goed afgewerkt, omdat de Schrijver zich, gelijk hij zich dit ook had voorgenomen, op een onpartijdig standpunt geplaatst
| |
| |
heeft, niet de verschillende preken naar zijn' eigen maatstaf beoordeelende, maar naar den tijd, waarin, en het gehoor, waarvoor zij uitgesproken zijn - natuurlijk in zooverre het laatste hem bekend was, of door hem berekend kon worden uit de geschiedenis der afzonderlijke gemeenten.
Wij vinden hier eerst eene opgave van den inhoud en vorm der preken van onderscheidene leeraars volgens tijdorde, waarop eenige opmerkingen, als slotsom, des Schrijvers meening omtrent den vooruitgang of achteruitgang der predikwijze volgen. Onder de proeven, hier medegedeeld, zijn er, die wel eens in eene minder ernstige stemming brengen, andere daarentegen, die door ware eenvoudigheid en echte Evangelietaal treffen. Wij zien er uit, dat vroeger zoowel bij de Lutherschen als bij de Hervormden door sommigen zeer goed, door anderen zeer wonderlijk werd gepreekt. Wie dit nader bevestigd wenscht te zien, raadplege slechts het door den Schrijver medegedeelde.
Het deed ons genoegen, dat de Schrijver niet alleen op den vorm der preken, maar vooral ook op den inhoud gelet en niet slechts gevraagd heeft, hoe? maar ook, wat werd er gepreekt?
Des Schrijvers oordeel over den vooruitgang der predikwijze komt (bl. 166) hierop neder: ‘reeds in 1670 was die van enkelen hoogst voortreffelijk; na 1730 is deze goede predikwijze algemeen geworden, en had omstreeks 1770-88 hare hoogte bereikt. Van dien tijd af werd zij te wijsgeerig; de schriftverklaring werd verwaarloosd, de stijl te afgetrokken, en de geheele preek te veel eene zedekundige verhandeling. In onze eeuw keert men trapsgewijs terug tot het populaire, ofschoon zich doorgaans nog te ver van den tekst verwijderende, en soms te hooge waarde hechtende aan eene kunstmatige en vernuftige verdeeling.’ En wat zijne denkbeelden over de meerdere of mindere voortreffelijkheid der preekmethode bij de Hervormden betreft, oordeelt hij, dat de predikkunde bij de Lutherschen in ons vaderland tot het einde der vorige eeuw hooger stond dan bij de Hervormden, daar het prediken bij dezen eerst
| |
| |
sedert 1770 verbeterd is, bij genen daarentegen mulder († 1776) sterk (omstreeks 1780) mützenbecher (1780) en anderen uitmuntten.
Omtrent homiletiek in het algemeen geeft de Schrijver de volgende wenken. ‘Waarom zouden wij niet erkennen, dat de analytische methode, ook de Hollandsche genoemd, voor eene gemengde vergadering doorgaans doelmatiger is, dan gewoonlijk de synthetische, vooral nadat van der palm, kist, joh. clarisse, van der roest, heringa, van eck en anderen, de eerste tot meerdere volkomenheid gebragt hebben? - Noch zaakrijkheid, noch wijsgeerige ontwikkeling, noch kracht van stijl, noch vernuftige wending, noch schoone periodenbouw zal dezelfde vruchtbaarheid aan de Evangelieprediking voor de onderscheidene standen waarborgen, die van den analytischen, uitlegkundigen preekvorm onafscheidelijk is.’ Wij willen geenszins voor de synthetische methode te velde trekken, omdat ieder dien vorm moet kiezen, waarin hij zich het gemakkelijkst bewegen kan en waardoor hij meent, het gepredikte woord meer ingang te zullen verschaffen. Maar wordt hier door den Schrijver de analytische methode niet met een oog van al te groote vooringenomenheid beschouwd? Als christus waarlijk gepredikt wordt, kan op velen eene preek in synthetischen vorm, juist omdat zij zamenvat, dieper indruk maken, dan in analytischen vorm, waardoor de stof dikwijls versnipperd wordt, indien geen bekwame hand de hoogere eenheid bewaart. Volgens den Schrijver bevestigt de ondervinding, dat de Luthersche, Doopsgezinde en Remonstrantsche leeraars van onzen tijd, gedeeltelijk tot de analytische methode teruggekeerd zijnde, daardoor aan Evangelische kleur, Bijbelschen vorm van uitdrukking en populariteit, bij aangename verscheidenheid, gewonnen hebben. Maar hij schrijft hier aan den analytischen vorm toe, wat aan de verandering van de geheele rigting en denkwijze des tijds moet worden toegeschreven. En als sommige predikers, die den synthetischen preekvorm verkiezen, daardoor aan Evangelische kleur,
Bijbelschen
| |
| |
vorm van uitdrukking en populariteit mogten verloren hebben, dan is dit niet te wijten aan den preekvorm, maar aan hun standpunt, hunne denkwijze, hunne inzigten, die aan hunne preken geene meer Evangelische kleur, Bijbelschen vorm van uitdrukking en populariteit zouden gegeven hebben, al hadden zij den analytischen preekvorm gekozen. Zoo afhankelijk is de inhoud van den vorm niet, noch het Evangelie, dat gepredikt wordt, van de methode der prediking. Onzes inziens heeft de eene methode zoowel als de andere hare goede, zoowel als hare minder goede zijde; maar dit hangt af van de wijze, waarop elk prediker er zich van bedient.
Dat de Schrijver het predikwerk der nog dienstdoende predikers niet beoordeelt, ligt in den aard der zaak. ‘De nakomelingschap zal onpartijdiger zijn, om de gebreken en deugden van de tegenwoordige predikwijze tot waarschuwing aan te wijzen of tot navolging aan te bevelen.’
En als dan de nu dienstdoende predikers door den Heer der gemeente van hunne standplaatsen tot hooger werkkring zullen geroepen zijn, en een later levend historieschrijver vat de pen op, om de geschiedboeken der vaderlandsche predikkunde verder voort te zetten, wij zien hem dan in onze verbeelding dit oordeel nederschrijven:
‘In de eerste helft der negentiende eeuw mogt de Nederlandsche Luthersche kerk onder hare onderscheidene goede en voortreffelijke predikers eenen tellen, die in zijne twaalf Preken over teksten uit het O.T. getoond heeft, dat echte Evangelietaal, rijkdom van zaken en gespierde periodenbouw ook in den kanselarbeid der Luthersche predikers niet te vergeefs behoeft gezocht te worden.’
De voor ons liggende bundel regtvaardigt dit oordeel volkomen. De Hoogl. nieuwenhuis geeft hier eene niet minder belangrijke bijdrage tot de kennis der predikwijze in de vaderlandsche Luthersche kerk der negentiende eeuw, dan zijn geschiedkundig overzigt belangrijk is als bijdrage tot hare vroegere geschiedenis.
| |
| |
Hij biedt ons twaalf preken aan, waarvan de teksten alle uit het O.T. zijn gekozen. Wij zullen ze den lezer naar volgorde mededeelen. I. Over Gen. XXI:33. II. Over Gen. XXVII:38-40. III. Over Exod. II:1-10. IV. Over 1 Sam. XV:23b. V. Over 1 Sam. XVI:7b. VI. Over 1 Sam. XVII:45-47. VII. Over 2 Sam. XII:19-23. VIII. Over Ps. CII:25a. IX. Over Spreuk. X:7. X. Over Pred. XII:5b. XI. Over Jes. XL:7,8. XII. Over Jes. LVII:2.
Vele hoorders en ook wel sommige beoordeelaars van preken vragen allereerst naar den vorm, de methode, door den prediker gekozen. 't Schijnt soms, dat zij den inhoud voor lief nemen, als de vorm, de methode hun slechts bevalt. Maar moest de homiletiek den inhoud niet boven den vorm, de zaken niet boven de methode stellen? Moest zij niet eerst vragen en leeren wat gepredikt, daarna hoe gepredikt moet worden? Ongetwijfeld, - en daarom vragen wij eerst: wat wordt hier gepredikt?
De Prediker treedt met den hoogen ernst van een' boetprediker en met de liefelijk dringende taal eens gezants van christus op. Hij legt er zich op toe, om zijne hoorders op het verschil en den strijd zelfs te wijzen, die er is tusschen hun leven en hunne belijdenis, tusschen hetgeen zij werkelijk zijn en hetgeen zij wezen moesten. Dit is een der meest kenmerkende karaktertrekken van deze preken. Wilt gij proeven? Ziet hier eene uit vele, die ons ter dienste staan. Zij is genomen uit de vierde: over de verwerping der verwerpers van Gods woord.
‘Doch dit geloof kan dood zijn, dat is, zonder invloed op ons leven, onzen handel en wandel, ons spreken en doen: en dan worden wij verworpen. Verbeeldt u een weegschaal, waarop gij gewogen wordt. Wat is er van u gevraagd? Liefde jegens God. Zij omvat diepen eerbied. Waarmede bewijst gij dezen, als gij vloekt, en zweert, en misbruikt Gods naam in uwe gesprekken? Zij omvat dankbaarheid. Waar is dezelve, als gij rekent, te weinig van den Heer te ontvangen, de openbare Godsvereering verwaarloost, noch den Zoon eert, gelijk den Vader? Zij
| |
| |
omvat berusting in Gods wil. Waar is de uwe, als gij mort en klaagt, omdat gij ook het kwade moet aannemen? Zij omvat vrijwillige gehoorzaamheid. Bewijst gij haar in die tallooze drogredenen, waarmede gij uwe pligten ontkent of beperkt.’ - Ziet, wat wijst de schaal? gewogen, te ligt bevonden, - verworpen.
Liefde jegens de naasten is het kenmerk der liefde jegens God: want wie zijnen broeder haat, dien hij ziet, hoe zal hij God liefhebben, dien hij niet ziet? Zij is langmoedig en vriendelijk en gij - haatdragend en stuursch. Zij is niet afgunstig, - en gij verteert u zelven door inwendigen spijt, dat anderen meer zijn of schijnen of hebben dan gij. Zij zoekt het hare niet, en gij zijt eerziek, of geldzuchtig. Zij laat zich niet verbitteren, en gij struikelt over elk woord, kwalijknemend en verkeerd uitleggend. Zij verblijdt zich over de waarheid, en gij behelpt u gedurig met leugens. Zij verdraagt alle dingen, en gij stuift bij schijn van beleediging woedend op. Zij gelooft alle dingen, en gij het minst het goede van uwe medemenschen, maar het kwade gerucht zonder twijfel. Zij hoopt alle dingen, en gij werpt de hope van u, als niet uw wil geheel kan volbragt worden. Zij lijdt alle dingen, en gij zoekt den last af te werpen, en gaat daarnevens op den weg zitten. Waar is uwe weldadigheid, vriendelijkheid, zachtmoedigheid? Rijken! in uwe plaats zullen de armen antwoorden, en die uwe hulp inriepen. Hebt gij hen tot vrienden gemaakt? Ziet, wat wijst de schaal? Gewogen, te ligt bevonden, - verworpen.
Er zijn anderen, die overvloeijen van liefde, omdat zij, ligtzinnig van aard, zichzelven en het hunne naauwelijks achten. Genoegen hebben, zich vermaken, zingende en dansende, spelende; dat is uw eenig of uw hoogste goed. Zich onbesmet bewaren van de wereld, haar te gebruiken zonder haar te misbruiken is de eisch; en wat uw oordeel? Leest Efez. V:3-5. Hoort! Ik zal het u voorlezen: (hier volgen de aangehaalde woorden.) Ziet, wat wijst nu de schaal? Gewogen, te ligt bevonden, - verworpen. - Maar niemand blijft over? Ik maak de toe- | |
| |
passing niet. Wat de mensch zaait, dat zal hij oogsten. Dit is het oordeel: omdat gij het woord des Heeren verwerpt, daarom heeft ook de Heer u verworpen.’
Wij onthouden ons van eenige aanmerking.
Is deze Prediker altijd zoo ontmoedigend of liever verootmoedigend? Neen, wat het Evangelie te hopen en waarover het zich te verblijden geeft, wordt zoowel op den voorgrond gesteld, als wat het te vreezen en met schrik te verwachten predikt. Elke preek is echt Evangelisch gekleurd, eene eigenschap, hooger te waardeeren, naar mate het moeijelijker is over teksten uit het O.T., zonder dat er motto-preken worden voorgedragen, voor cene Christelijke gemeente tot versterking van haar geloof in christus te spreken.
Maar gij verlangt ook te weten, hoe de Hoogl. nieuwenhuis te Utrecht predikte. Uit hetgeen wij reeds aangaande zijne denkbeelden over de analytische en synthetische methode mededeelden, beantwoordt die vraag zich gedeeltelijk zelve. Zoo gij de gevierde drieledige verdeeling met onderdeelen en al weder onderdeelen zoekt, gij zijt te leur gesteld. Er was een tijd, waarin Rec. geene preek goed vond, aan welker verdeeling niet veel zorg was besteed. Thans ziet hij in, dat de gemeente niet door keurig uitgewerkte schetsen, maar door de zaken, welke hij te verkondigen heeft, kan en moet worden opgebouwd. Verre zij het van ons, dat wij de gave zouden gering achten, aan sommigen geschonken en door hen onder gestadige oefening tot kunst verheven, om de zaken in keurig symmetrischen vorm te gieten. Maar als men er soms hoofdzaak of eene der hoofdzaken in ziet, loopt de inhoud gevaar, daaraan opgeofferd te worden.
In de preken van den Hoogl. nieuwenhuis is de verdeeling hoogst eenvoudig. In de tweede: eerst Gods handelwijze in het onthouden van het grootste en het schenken van een minder voorregt voorgesteld; daarna esau's handelwijze hun ten voorbeelde gesteld, die den grooteren zegen meenen te missen. In de derde: eerst de bewaring van het kind mozes als menschenwerk en toch Gods werk
| |
| |
voorgesteld, daarna uit deze beschouwing aanleiding genomen tot eenige toepasselijke aanmerkingen. Het behoeft niet gezegd te worden, dat elk der beide deelen dan nog eene bijzondere verdeeling heeft. In andere preken van dezen bundel weêr anders. En de duidelijkheid der voorstelling en de gemakkelijkheid der ontwikkeling en de overtuigende kracht des geheels hebben er waarlijk niet door geleden. De Spreker beweegt zich geheel vrij en schijnt evenmin het pantsier, waarin sommige predikers hunne preken voordragen, - natuurlijk omdat zij dan hunne denkbeelden geregelder kunnen ontwikkelen - te kunnen dragen, als david, toen hij tegen goliath uittoog. Hij treft er het hart niet minder juist door.
De taal is krachtig, de stijl op vele plaatsen waardig om tot model genomen te worden.
En nu nog een woord over den titel. Preken? ‘Waarom niet Leerredenen?’ zullen sommigen vragen. Wij verblijden ons, dat het oude ‘Predicatiën’ weêr verjongd is. Het woord leerrede komt ons voor aan eene eenzijdige beschouwingswijze zijn' oorsprong te danken te hebben. Maar waarom Preken, en niet Preeken? Daarvoor zal de Hoogleeraar wel zijne redenen hebben, gelijk beets voor de andere, door hem gekozene spelling, wel de zijne. Vooralsnog schijnt ons ééne e voldoende, maar wij geven het aan beter oordeel over.
Het voorberigt is niet alledaagsch. - Doch genoeg geschreven; - het aangekondigde stichte nut in vele kringen. |
|