het meest geschikte middel, om in 't vervolg de ziekte te voorkomen; hoezeer hij het voor zeker houdt, dat men er in een volgend jaar nog niet geheel van verschoond zal blijven.
2. De Hoogleeraar morren verschilt van den Heer bergsma in gevoelen omtrent den aard der ziekte, die hij van de roest en krul en de door martius beschrevene rotziekte onderscheidt; hij stemt daarentegen met hen overeen in de naaste oorzaak en waren aard der ziekte, welke in de ontwikkeling van een cryptogamisch gewas, Botrytis, gelegen is. Ook morren geeft den raad om het land te kalken, maar wil bij de kalk op 25 Nederl. ponden een ons blaauwe vitriool gevoegd hebben. Volgens sommigen zouden nieuw ingevoerde soorten meer of zelfs somtijds geheel van de ziekte bevrijd blijven. Daarom keurt hij het wenschelijk, dat nieuwe verscheidenheden van aardappelen uit ver verwijderde oorden worden aangevoerd. Hij geeft inlichtingen over de kweeking van aardappelen in den winter, die door james goodiffe, een' Ierschen landbouwer, reeds sedert twintig jaren met goed gevolg bewerkstelligd wordt.
3. De Schrijver van: Aardappelen, Granen en Jenever meent het wèl. Hij zegt wel geene nieuwe zaken, maar maakt daar ook geen aanspraak op. Wij houden het voor betamelijk en pligtmatig niet alleen, maar voor waarlijk nuttig, dat men, bij elk leed en kwaad, dat óf bijzondere personen óf geheele volken treft, de vraag doe: wat valt daaruit te leeren? Zoo kan het kwaad, volgens de wijze bedoelingen eener alles en voor allen wakende Voorzienigheid, ten goede keeren. Wij hebben in de aardappelcultuur te uitsluitend de hoofdbron van voeding des volks gezocht. Gelijksoortige wenken lazen wij onlangs met genoegen in No. 4 en 5 van den vierden jaargang der Bijdragen tot bevordering van de kennis en den bloei der Maatschappij: Tot Nut van 't Algemeen. Wij wenschen, dat de daar medegedeelde opmerkingen, die in veler handen komen, niet vlugtig ingezien, maar met oplettendheid gelezen worden. Er is toch zoo veel goeds ook in de tegenspoeden, en wij zijn verblind en bevooroordeeld genoeg, om het bijkans altijd voorbij te zien. Ééne opmerking slechts. Waar is de hongersnood, die men in September 1845 zoo kleinmoedig vreesde? Reeds zijn wij een nieuw jaar ingetreden, en nog openbaart zich geen spoor van zulk een hoogklimmend gebrek.