leiding en een krachtig gebed, en eene korte maar zinrijke verklaring van den tekst (Eph. III:20, 21) toonde hij aan, dat hetgeen paulus, met de woorden van vers 20, in God roemde, ook door zijne gemeente in God geroemd kon worden. Vervolgens onderhield hij haar, naar aanleiding van vs. 21, over het beantwoorden aan hare en zijne verpligting om met paulus God te verheerlijken, en eindelijk besloot hij met bijzondere toespraken, waaronder die aan den Heer l. blankenbijl, een man van groote verdiensten, hoofd der lagere en eener bloeijende kostschool te Drimmelen, uitmunt. De Aanteekeningen, achter de leerrede gevoegd, geven haar vooral eene blijvende waarde en zijn voor de kerkelijke geschiedenis niet zonder belang. Wij wenschen den Heer giltay geluk met zijne wèl volbragte taak en bidden, dat God hem nog lang in staat stelle om zijne gemeente door voorbeeld, woord en schrift nuttig te zijn. Wij prijzen de gemeente gelukkig, die zulk een' leeraar bezit, en zijn overtuigd, dat zij dien schat hoog zal blijven waarderen.