de drinkconditie: Hansje in den kelder zullen kunnen aannemen. Het zou dan op extensio abdominis doelen.
Bladz. 11 (nieuwe paginering). Bij ‘Heeren van zes weken’ vragen wij, vanwaar de tijdsbepaling zes weken in onderscheidene volksgebruiken zulk eene rol speelt? Men denke aan rouwdragen, een jaar en zes weken; aan sluiten bij een sterfgeval, zes weken lang, en meer andere.
Bladz. 21. ‘Hij doet een bedelaarsgebed, voor: hij telt geld.’ Wij hoorden ook wel: een dronkenmans gebed.
No. 2, bladz. 2. De hier gegevene verklaring van: Gods water over Gods akker laten loopen, bevalt ons minder. Eenvoudiger vinden wij de omschrijving: hij zorgt niet, het overtollige water van den akker af te tappen. Lijdelijk laat hij het loopen, en zegt: het is Gods water; het is Gods akker. Er is niets aan te doen. Het komt van boven.
Bladz. 16 is onder de spreekwoorden, die zich op eene ongepaste en ongunstige wijze over den zoo nuttigen boerenstand uitlaten, overgeslagen: honderd boeren, twaalf en een half. Dit beteekent: een boer is niet scheutig, geeft niet veel. Honderd (b.v. bij eene collecte) 12½ stuiver, dat is - elk een duit.
Bladz. 28. Wat iemand zaait, zal hij maaijen. Dit is eenvoudig eene Bijbelsche uitdrukking, ontleend uit Gal. VI:7.
Ald. Hij heeft zooveel als hij pikken en maaijen kan. De Schrijver vergist zich in de uitlegging: hij heeft voor het tegenwoordige en toekomende genoeg. 't Is juist het omgekeerde, en wil zeggen: hij heeft alle moeite, om aan den kost, door de wereld te komen. Hij moet niet alleen maaijen, maar ook pikken, twee onderscheidene bedrijven.
Bladz. 31 overgeslagen het spreekwoord: men moet de schapen scheren, maar niet villen.
Bladz. 38. Hij zucht boomen uit de aarde. Men zegt ook dikwijls: hij zucht steenen uit de straat. In het laatste is het denkbeeld van ophalen bij het zuchten ruim zoo naïf uitgedrukt.
Bladz. 82 denkt de Schrijver, bij de spreekwijs: het is in esse (waar het moet zijn), aan de beugelbaan, waarop wel eens de ring de gedaante der letter S heeft aangenomen. Fraaijer dunkt ons de verklaring van: het is in den evenaar. Wij kregen er aanleiding toe door bilderdijk, Verh. over het Letterschrift, bladz. 143, waar hij zegt: ‘In Duitschland spreekt men van de ess eener balans. 't Is het in een