lijk met zijne stelling; het is dikwijls, alsof er twee onderscheidene geesten in dezelfde ziel wonen, die beurtelings als het gebied voeren en den mensch of ten goede of ten kwade drijven. Het is een leerzaam tafereel, dat ons wordt opgehangen, waar die strijd wordt ontleed, en de werkingen der beide beginselen worden ontwikkeld; en deze roman, zonder eene bepaalde zedekundige waarheid te prediken, zonder eene bepaalde deugd als te personifiéren, of tegen eene bepaalde ondeugd te waarschuwen, is in de daad een zeer zedelijk boek.
Beschouwen wij het boek enkel als roman, ook dan zal het aan het romanlezend publiek zeker niet mishagen. Er is in het verdichte verhaal veel, wat de aandacht en nieuwsgierigheid boeit; er wordt eene menigte van verschillende personen ten tooneele gevoerd, die meestal goed en onderscheidenlijk geteekend zijn en aan het geheel eene aangename afwisseling geven. Waarom de verdwijning van lieberg aan het einde zoo zonderling moet zijn, begrijpt Rec. niet; of liever, zoo hij het begrijpt, en de Schrijver den Graaf per slot tot een' boozen geest heeft willen maken, zoo vindt hij dat niet zeer gelukkig, en in de onzekerheid, waarin james zelf de zaak laat, ziet hij een bewijs, dat dit eenigzins door den Schrijver zelven is gevoeld.
De stijl van het boek is dikwijls fraai, maar ook op sommige plaatsen te gezwollen en te gemanierd. Het is jammer, dat de Vertaler niet van zich heeft kunnen verkrijgen, om dit eenigzins te verhelpen, waardoor het boek niet weinig zou gewonnen hebben.
Er is nog ééne bijzonderheid te vermelden, waardoor deze roman zich van vele andere onderscheidt. Hij is rijk aan schoone en belangrijke opmerkingen, beschouwingen, lessen van levenswijsheid, dikwijls op eene nieuwe wijze uitgedrukt. Het zou niet moeijelijk vallen daarvan vele voorbeelden bij te brengen. Ons oog valt hier op eenige regels, waarin de Schrijver wil doen gevoelen, dat het niet onverschillig is, met wien men een gesprek aanvangt. ‘Wij zijn allen,’ zegt hij, ‘niets anders dan reizigers in deze wereld, uitventers slechts, reizende pakdragers met een' voorraad, die telkens verandert, vermeerdert of vermindert. Wij trekken de wereld door, een' kleinen reiszak met denkbeelden en gevoelens met ons dragende. Met ieder, tegen wien wij voor een oogenblik spreken, drijven wij handel in die koopwaren.