Imagina, of Keizer en Monnik. Historisch-Romantisch Tafereel, door Mr. W. van Rehburgh. Te Amsterdam, bij J.M.E. Meijer. 1842. In gr. 8vo. 298 bl. f 3 - :
Gaarne verleenen wij onze aanbeveling aan de oorspronkelijke voortbrengselen van onze landgenooten, wanneer wij daartoe maar eenigermate vrijheid vinden. Het smart ons derhalve, dat wij in dezen zoogenaamden Historischen Roman van den Heer van rehburgh zulk eene verminking der ware geschiedenis, zulk een volslagen gemis aan belangrijkheid in de verdichting, zulk eene vervelende wijdloopigheid en platheid van stijl aantroffen, dat wij het geschrift ongeschikt keuren, om den lezer, die slechts eenigen smaak bezit, eene aangename tijdkorting te verschaffen. Of het moest aan ons liggen, dat wij ongevoelig zijn voor het schoone van de uitdrukking: ‘Vrees niet, goedgunstige lezer! dat ik u zal pillen’! - ‘Wat de zedelijkheid, de nuttigheid van dit werk aanbelangt, (wij bezigen hier des Schrijvers eigene woorden) welke door velen met zoo veel regt worden vereischt in een letterkundig product, zoo vermeent de Schrijver, dat er uit den toestand der voorgestelde personen zelven genoeg zedekundige voorschriften kunnen worden afgeleid.’ Welken grond de Heer van rehburgh voor deze meening heeft, betuigen wij niet te begrijpen. Niet één der hoofdpersonen in dit verhaal levert een voorbeeld op tot navolging. De leering zou dus enkel van negativen aard zijn; wij voor ons houden het met de positive. - Wij voor ons wenschen den Schrijver toe, dat hij in het vervolg, door de pen voor altijd neder te leggen, beter beantwoorde aan zijne eigene bekentenis, wanneer hij zegt: ‘Ik ben maar een doodeenvoudig reizigertje, dat somtijds zijne penaten verlaat, en ronddwaalt door de wijde wereld, zonder eigenlijk doel en meestal alleen; dat loopt en rijdt en stoomt voor zijn vermaak; vooral niet om van zich te laten praten.’