de, vóór dat zijn vijand vernietigd is. Op het veld van spotten en belagchelijk maken heeft hij ontegenzeggelijk geene wedergade, en niemand kan hem daarin, ook slechts bij nadering, de heerschappij betwisten; desniettemin veroorlooft niemand minder dan o'connell zich persoonlijkheden, of het moest zijn, dat de handelwijs der tegenpartij hem daartoe als uittartte. O'connell's stijl is noch met zorg gekozen noch gepolijst, maar kenmerkt zich door kracht en warmte; hij bemint korte en kernachtige volzinnen, en de gedachten dringen zich in te groote menigte aan hem op, dan dat hij er aan denken zou, om
de vijl over zijnen stijl te laten gaan. O'connell schept behagen, (om met sheil, in zijne Portretten van Iersche Staats- en Justitiemannen, te spreken) met de aan zijn land eigenaardige vruchtbaarheid, geheele nesten van krachtspreuken tevens uit te broeden, bijna zonder die van eenig bekleedsel te voorzien, hetwelk derzelver naaktheid zou kunnen dekken.
O'connell spreekt met een sterk uitkomend Iersch accent, hetgeen op een Engelsch oor een' eigenaardigen indruk maakt, zonder, op zichzelf genomen, daarom juist onaangenaam te zijn; maar zijne stem is rein en helder klinkend, menigmaal welluidend; zij beheerscht eene uitgestrekte toonschaal met nimmer missende kracht van indruk, en dit is bij hem meer aangeboren gaaf der natuur, dan het gevolg van langdurige vlijt. Hetgeen men gewoon is bevalligen zwier te noemen, ontbreekt aan zijne voordragt en gebaren; de groote, kenmerkende trekken van o'connell's manier zijn stoutheid, vuur, en volstrekt gemis van alle kunstmatige vormen. ‘Men herkent,’ zegt sheil, ‘het onstuimige Iersche bloed, dat in zijne aderen kookt; zijne levensgeesten zijn in gedurige gisting; nooit schijnt hij treurig of neerslagtig. Zelfs onder de ongunstigste omstandigheden verlaat zijn geloof aan de eindelijke zegepraal der onderdrukte menschheid hem nimmer; ook geen enkel oogenblik is weifeling of schroom aan hem bemerkbaar; steeds rust zijn oog op de lichtzijde van het tafereel, en is de spiegel zijner innerlijke opgeruimdheid. Een fijne glimlach speelt te allen tijde hem om de lippen, hetzij hij in het Lagerhuis zich op zijne zitplaats als vastwortelt, dan wel in eenen huiselijken kring of ook voor eene vergadering des volks op de markt te Dublin zich bevindt.’
O'connell's leest is rijzig en atletisch; zijne gestalte is